Ook wel eens last van perverse prikkels? Ik moet zelf als ik het begrip hoor altijd eventjes aan foute seks denken, maar daarna ben ik er dan weer helemaal bij: perverse prikkels, die moeten we niet hebben. Weg ermee! Maar hoe?
Door Trudeke Sillevis Smitt
Minister voor Rechtsbescherming Sander Dekker noemt in zijn plan tot herziening van de gefinancierde rechtsbijstand als perverse prikkel dat het voor sociaal advocaten loont om door te procederen, omdat ze per procedure betaald krijgen. Wat hij daar helemaal vergeet, is dat ze ook voor alleen een advies betaald krijgen. Het systeem is dus minder problematisch dan hij het doet voorkomen.
Dekker overdrijft waarschijnlijk omdat hij zelf last heeft van een ander soort perverse prikkel: op zijn laatst sinds Teeven lijkt de politiek ervan overtuigd dat advocaten niet alleen perverse prikkels tegenkomen, maar zich er ook door laten leiden. Je zag het ook bij staatssecretaris Harbers, die onlangs bij Pauw suggereerde dat asieladvocaten op grote schaal mensen aanmoedigen om kansloze herhaalaanvragen te doen. Terwijl je het schamele loon voor een kansloze vervolgaanvraag (nul, of tweehonderd euro) toch moeilijk een perverse prikkel kunt noemen.
Maar terug naar Dekker. Neem iemand die te weinig toeslag heeft gekregen, zegt hij in zijn toespraak bij de presentatie van het plan. Diens advocaat slaat aan het procederen, dat duurt maanden en levert misschien wel niks op. ‘Ik zou in zo’n geval willen dat iemand met kennis van zaken nagaat wat er echt aan de hand is. Gaat het om een misverstand, dat met een paar telefoontjes recht is te zetten?’
Het is natuurlijk heel mooi als een advocaat onnodig is omdat laagdrempelige, goedkopere ondersteuning het probleem kan oplossen. Maar de suggestie dat advocaten geen telefoontjes doen om zaken op te lossen en maar lukraak gaan procederen is natuurlijk onzin.
Door dat voorbeeld van die paar telefoontjes schoot mij een merkwaardig filmpje te binnen dat de minister in augustus met opgestoken duim (‘Zinvol en leerzaam!’) op twitter publiceerde. In dat filmpje is Dekker op bezoek bij Achmea Rechtsbijstand. Een medewerkster vertelt hoe ze voor een verzekerde met een paar telefoontjes een misverstand met een instantie had opgelost. En de directeur van Achmea mag uitleggen hoe ze daar veel breder kijken naar conflicten dan alleen met een juridische blik, in het belang van de verzekerde. Je ziet nog net niet de fles champagne tevoorschijn komen, die Achmea na zoveel gratis reclame ongetwijfeld heeft opengetrokken.
Het enthousiasme van Dekker verhult dat ook rechtsbijstandsverzekeraars met een prikkel te maken hebben: het verlenen van rechtsbijstand is voor hen een pure kostenpost. Dus: hoe minder rechtshulp hoe beter.
En zo zal het ook zijn met die rechtsbijstandspakketten die de minister voorstelt, en die in grote pakketten bij partijen als verzekeraars worden afgenomen. De rechtshulpverlener krijgt een vast bedrag, of hij nou een paar telefoontjes pleegt, onderhandelt of procedeert. Wie wat minder integer is, zadelt de klant op met de minst tijdrovende ‘oplossing’, ongeacht of dat de beste is.
Volgens mij bestaat er geen beloningssysteem zonder perverse prikkels. Waar het om gaat is: hoe zorg je dat je niet naar die prikkels luistert maar gewoon integer je werk blijft doen, in het belang van de burger die zelf geen professionele ondersteuning kan betalen? Dat heet (beroeps)ethiek. Dáár moeten advocatuur en politiek op inzetten.
De minister moet voorbij de mooie kantoren en de commerciële praatjes denken. Advocaten zijn misschien soms lastige gesprekspartners, en het is misschien niet aantrekkelijk om je eigen tegenstand te organiseren. Maar aan die prikkels moet weerstand worden geboden. Anders zitten we straks met een systeem waarin ‘toegang tot het recht’ is verworden tot ‘toegang tot triage’.