In januari opperde demissionair minister Dekker dat hij commerciële advocatenkantoren eventueel wil dwingen om ook tijd te besteden aan sociale rechtsbijstand. Een plan dat door veel advocaten als onzalig werd bestempeld, wat wel vaker gebeurt als het om de plannen van deze minister gaat.
Ook ik sta niet positief tegenover een dergelijke verplichting. Niet in de laatste plaats omdat het grootste probleem binnen de sociale rechtshulp gewoonweg een gebrek aan geld is; de vergoedingen zijn veel te laag. Het werk deels laten doen door commerciële advocaten, helpt op dat punt niet. Bovendien is het gewoonweg een overheidstaak om voor gedegen toegang tot het recht en dus gedegen sociale rechtshulp zorg te dragen. Die taak kan niet op de advocatuur zelf worden afgeschoven.
Daarnaast bestaat bij een verplichting het gevaar dat de burger alleen maar verder van huis is. Dekker merkte op: “Je zou in theorie best kunnen nadenken om dat iets dwingender te doen, vanuit het idee dat je iedereen vraagt om naast de uren die je draait een deel binnen het gesubsidieerde kader te doen.” Ik vrees dat een dergelijke verplichting tot niets anders leidt dan taferelen waarbij de jongste bediende eropuit gestuurd wordt om – naast de al bestaande hoge urennorm – die sociale zaak maar even te doen omdat het nu eenmaal moet, terwijl niemand er eigenlijk echt zin in heeft. Daar is niemand mee geholpen.
Iedere rechtszoekende, commercieel of sociaal, zou toegang moeten hebben tot een advocaat die vrijwillig en vol overtuiging het onderste uit de kan wil halen, iedere zaak weer. Daar helpt een verplichting niets bij. En dan laat ik voor het gemak nog maar even buiten beschouwing dat sociale advocatuur een specialisme op zich is.
Dat neemt niet weg dat samenwerking toe te juichen is. Het bericht dat oud-deken Walter Hendriksen door de NOvA is aangewezen als kwartiermaker om te onderzoeken of de commerciële advocatuur meer kan doen voor de sociale advocatuur, zie ik dan ook als positieve ontwikkeling.
‘Ik ben het met Sander Dekker eens’
Het zou wat mij betreft zelfs nog beter zijn om verder te gaan dan enkel samenwerking. U zult mij dit niet vaak horen zeggen, maar ik ben het met Sander Dekker eens dat de harde knip tussen de commerciële en sociale advocatuur zorgelijk is. Terug naar een gemengde praktijk, dat lijkt mij inderdaad toe te juichen. Daarmee bedoel ik dat het voor beide domeinen zeer goed zou zijn als ze binnen één kantoor zouden worden verenigd. Als dus de commerciële advocatuur de sociale advocaat zou omarmen en letterlijk binnen de eigen gelederen zou opnemen.
Hoezeer zou de sociaal advocaat, die nu als ondernemer uit de krappe omzet en een betrekkelijk karig salaris een kantoorpand, verzekeringen, een secretaresse en overige kosten moet betalen, immers niet geholpen zijn als hij of zij tegen een redelijk salaris in loondienst dezelfde sociale praktijk voort kan zetten. Bij een groot kantoor, met adequate en representatieve kantoorruimte, met abonnementen op alle vakliteratuur, met een goed geolied secretariaat en alle andere faciliteiten die aan de kwaliteit van het werk bijdragen. Ik heb het niet doorgerekend, maar ik kan mij zomaar voorstellen dat, als de omzet van de sociaal advocaat – die nu zelf na alle kosten nét aan een modaal salaris overhoudt – gewoon op de hoop van het grote kantoor wordt geschoven, dit voor het commerciële kantoor niet eens verliesgevend hoeft te zijn.
Geldelijke winst zal het commerciële kantoor op de ‘sectie sociaal’ anderzijds wellicht ook niet maken, wel zijn er tal van andere winstpunten. Alleen al het feit dat hiermee de sociale betrokkenheid en betrokkenheid bij een goed functionerend rechtssysteem voor iedereen wordt getoond, zou reden genoeg moeten zijn. Daar komt nog bij dat advocaat-stagiairs dan inderdaad deels in de sociale praktijk kunnen meedraaien, vaak bij uitstek een procespraktijk. Waarbij bovendien waardevolle kwaliteiten kunnen worden ontwikkeld, zoals in de omgang met diverse soorten cliënten, die ook in de commerciële praktijk weer bruikbaar zijn.
Ondanks dat ik niet tot een der grote kantoren behoor en anderzijds mijzelf ook niet als sociaal advocaat zou bestempelen, voel ik mij toch zo vrij om langs deze weg dit idee onder de aandacht van de kwartiermaker te brengen: Kijk naar de mogelijkheden van het opzetten van een sociale sectie binnen commerciële kantoren, waarbij sociaal advocaten in loondienst worden aangenomen en met de faciliteiten van het commerciële kantoor de sociale praktijk voeren.
De sectie ‘kwel’
Dat leidt tot een nieuw type kantoor: commercieel, maar met een sociale sectie, de sectie ‘kwel’: waar niet zelfredzame en minderbedeelde burgers van adequate rechtshulp worden voorzien en uit de ellende worden geholpen: Commer en Kwel advocaten.
Zoals gezegd ontslaat dit de overheid niet van haar verplichting de toegang tot het recht te waarborgen en neemt dit ook niet weg dat de ondermaatse vergoedingen bijstelling behoeven. Maar als daarnaast commerciële kantoren de sociale advocatuur, nagenoeg kostenneutraal, naar een kwalitatief nog hoger plan kunnen tillen, terwijl zij daar zelf ook de vruchten van plukken, dan is dit toch op zijn minst het onderzoeken waard.
Meer van advocaat en columnist Jaap Baar:
– Tijd voor een herbezinning op de taak van de bestuursrechter
– De Volkspartij voor Veiligheid en Demagogie, het is niet uit te leggen
– De minister voor instrumentaliteit
– Over een gestolen fiets en kleutergedrag van voetbalsupporters