Een Limburgse notaris is door het Gerechtshof Amsterdam uit het ambt ontzet wegens ernstige nalatigheid rond de erfenis van een dementerende, om het leven gebrachte vrouw. De Kamer voor het Notariaat legde hem hiervoor nog twee weken schorsing op. De notaris wordt ook strafrechtelijk vervolgd.
Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) was in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de Kamer voor het Notariaat ’s-Hertogenbosch uit april vorig jaar. De notariële toezichthouder vond de opgelegde strafmaat aan de lage kant en verwijt de notaris op alle vlakken onzorgvuldigheid bij het opmaken van een testament, een levenstestament en een volmacht. Het Openbaar Ministerie vervolgt hem op verdenking van het valselijk opmaken van akten in deze zaak.
De vrouw in kwestie overleed eind juli 2016 op 76-jarige leeftijd in een verzorgingstehuis in Maastricht, onder verdachte omstandigheden. Haar huisarts, die kort na haar dood trouwde met haar dochter, wordt ervan verdacht dat hij haar een te hoge dosis morfine heeft toegediend, aldus eerdere berichten van regionale media in Limburg. Het OM begon in 2018 met een strafrechtelijk onderzoek. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak moet nog beginnen.
Zes weken voor haar dood tekende zij haar nalatenschap, onder toeziend oog van de notaris. Die was een ‘goede kennis’ van de huisarts annex schoonzoon. Bij het opstellen van het testament sprak hij nauwelijks met de vrouw van Franse afkomst, die vooral Duits sprak en pas sinds 2015 in Nederland woonde. Het contact over de nalatenschap liep via de dochter – de bewindvoerder van haar moeder én enige erfgenaam – en de huisarts, die het concepttestament te zien kregen. Vlak voor de passering verifieerde de notaris niet bij de moeder zelf of zij de inhoud van de akten wel volledig begreep. Op het moment van het passeren was er geen tolk aanwezig.
‘Onvoldoende alert’
Net als eerder de Kamer voor het Notariaat constateert ook het Amsterdamse Gerechtshof dat de notaris ernstig tekort is geschoten in zijn zorg-, informatie- en belehrungsplicht. Met het huwelijk van de dochter kreeg de huisarts immers financiële belangen bij de erfenis; de notaris was hier onvoldoende alert op. Verder had hij beter onderzoek moeten doen naar de wilsbekwaamheid van de moeder, die in een thuis voor dementerenden woonde en onder bewind stond.
De notaris stelt in zijn beweer bij het hof dat hij geen moment twijfelde aan de wilsbekwaamheid van de vrouw; hij vertrouwde het oordeel van de dochter en de huisarts c.q. schoonzoon volledig. Ook werden er – voor zover hij kon overzien – geen belangen van derden geschaad met de drie akten die hij opmaakte in opdracht van de dochter.
Het Gerechtshof Amsterdam bekrachtigt in een uitspraak van 12 januari echter het oordeel van de Kamer voor het Notariaat: de notaris had alerter moeten zijn en veel diepgravender onderzoek moeten doen. Bovendien was de passeerafspraak door de dochter gemaakt; bij het voorgesprek over de inhoud van het testament, het levenstestament en de volmacht was de moeder niet eens aanwezig. Verder sprak de notaris de vrouw geen moment onder vier ogen; de dochter en haar man de huisarts waren de gehele passeerafspraak in de buurt.
Geen oog voor kwetsbare positie moeder
Wat het hof betreft heeft de notaris de kernwaarden onafhankelijkheid, onpartijdigheid en zorgvuldigheid ‘op grove wijze geschonden’. “De notaris heeft op geen enkele wijze oog gehad voor de kwetsbare positie van de moeder, laat staan dat hij zijn handelen daarop heeft afgestemd,” oordeelt het hof. “Door enkel en alleen af te gaan op de informatie van de dochter en de huisarts/schoonzoon, nota bene twee (in)direct belanghebbenden bij de betreffende akten, heeft hij zich niet kritisch opgesteld.”
Met het oog op het maatschappelijk vertrouwen in het notariaat vindt het hof de eerder opgelegde maatregel van twee weken schorsing te licht. “De ernst van de aan de notaris terecht gemaakte verwijten rechtvaardigen het opleggen van de zwaarste maatregel van ontzetting uit het ambt. Alleen die maatregel is een passende reactie op de zeer ernstige tekortkomingen van de notaris in de uitoefening van zijn werkzaamheden.”