Verslag van een zitting in Amsterdam. Financieel belang 14.000 euro. Advocaat: neen. Meneer Van H. doet het zelf. Dat mag sinds de competentiegrens deze zomer is opgetrokken van 5.000 naar 25.000 euro. De rechter: “Wij houden nu goed in de gaten dat partijen begrijpen hoe een zaak juridisch in elkaar steekt. Ik leg veel uit, en vergewis me ervan dat partijen begrijpen wat er wordt besproken.”
Door Tatiana Scheltema
Amsterdam, woensdag 21 december. De heer Van H., gedaagde in een zaak met een belang van zo rond de 14.000 euro, is niet op tijd verschenen. Althans: niet op de juiste plek. Op het tijdstip van aanvang van de zitting staat meneer Van H. bij de verkeerde rechtbank op de stoep.
Een heel vervelend misverstand. Hij had het nog opgezocht: rolzittingen sector kanton, iedere woensdag om 11 uur in Hilversum. Dat het vandaag gaat om een comparitie, en dat die weer wordt gehouden op de locatie Amsterdam door een civiele rechter die optreedt als kantonrechter – je moet het allemaal maar weten.
Rechter Hans Fehmers heeft er alle begrip voor en gelast een schorsing van een uurtje en een kopje koffie. Hij heeft genoeg te doen, maar wil toch wel even uitleggen: zeker, zittingen verlopen nu anders, en ja: de rechter speelt een actievere rol tijdens de zitting. “Wij houden nu goed in de gaten dat partijen begrijpen hoe een zaak juridisch in elkaar steekt. Ik leg veel uit, en vergewis me ervan dat partijen begrijpen wat er wordt besproken. Dus bijvoorbeeld: als u dit zegt, dan zijn dit de juridische consequenties, zegt u dat, dan gaat het die kant op.”
De eisende partij, een uitzendbureau gespecialiseerd in technische beroepen, is er wèl. Vier man sterk zelfs: de eigenaar, een medewerker, de deurwaarder en een juridisch medewerker van de deurwaarder. Ze strijken neer in de coffeecorner van de rechtbank. Van meneer Van H. zijn ze wel meer gewend. De zaak sleept al sinds 2008. Toen huurde meneer Van H., werkzaam in de bouw en eigenaar van een VOF, een tweetal voegers in bij het uitzendbureau. Van H. deed dat op verzoek van zijn maatje Bertus, eigenaar van een BV in de bouw, voor een grote klus waarvoor hij wel meer zaken regelde. “Aha,” zegt de rechter, als meneer Van H. een uurtje later licht hijgend is gearriveerd. “Dus u kreeg de facturen. En u verdiende daar een beetje aan, neem ik aan?”
“Jazeker,” zegt meneer Van H. Het was een doorschuifsysteem. Tot Bertus ineens stopte met betalen. “Toen was er dus een probleem.”
Het probleem is een bedrag van zo’n 14.000 euro, dat het uitzendbureau nu op meneer Van H. wil verhalen. Bertus is bij het uitzendbureau helemaal niet bekend. Zij hebben een overeenkomst gesloten met meneer Van H. Er is nog een poging gedaan om het openstaande bedrag met Bertus via de g-rekening van het uitzendbureau te verrekenen. “Ideetje van Bertus,” zegt meneer Van H. Maar daar had de Belastingdienst een stokje voor gestoken. En nu waren ze weer terug bij hem.
Niet reëel
De ervaring leert, zegt de rechter, dat als je partijen de gang op stuurt, ze er altijd wel uitkomen. Maar dat lijkt in dit geval niet helemaal reëel. Want meneer Van H. zit in het voorportaal van de schuldsanering, begrijpt de rechter het goed?
“Nou en of,” zegt Van H. “Het is me wat moois! Ik had het ook zo kunnen laten. Maar ik zit hier toch maar.”
Dat waardeert de rechter ook wel. En hij heeft zich goed in de zaak verdiept. Het valt hem op dat een aantal factuurnummers op de afschriften zijn te herleiden tot facturen. Om dàt bedrag moet het dus gaan. Maar ineens is daar een rentebedrag van ruim 5000 euro. “Ik vond dat bedrag zo hoog, ik heb daar even mijn rente-berekeningsdingetje op losgelaten,” zegt de rechter. “En ik kom veel lager uit.” Kan de deurwaarder dan misschien uitleggen hoe hij komt tot dat bedrag? En die 800 euro incassokosten? “Wat vindt u daarvan, meneer Van H.? Liever niet waarschijnlijk he?”
Meneer Van H. schudt het hoofd. Nee, liever niet. Die kosten vloeien voort uit de algemene voorwaarden die in het geding zijn gebracht, probeert de deurwaarder nog.
Dat begrijpt de rechter wel. Maar hij zit toch te denken: meneer Van H. zit in het voorportaal van de schuldsanering. Het heeft dus weinig zin om tot een regeling te komen – sterker, als hij nu nieuwe verplichtingen op zich neemt komt de schuldsaneringsregeling ook in gevaar. “Dus ik kan nu maar beter vonnis wijzen,” zegt de rechter.
“Ja,” zegt meneer Van H. De mensen van de schuldsanering weten ervan. Hij vindt het wel een beetje lullig. “Daarom zit ik hier dus.”
Het is een kale kip. Maar ook de baas van het uitzendbureau stemt in. “Het vonnis kan dan mee in het schuldsanerings-verhaal.” “Goed,” zegt de rechter. “Ik zorg dat het bovenop de stapel komt. Iedereen is het met elkaar eens. Eigenlijk heel ongebruikelijk in deze zaal.”
Patroon
Rechter Fehmers maakt zich alweer op voor de volgende zaak: een geschil tussen een pianolerares en een bekende jurist die beweert een vordering van ruim 11.000 euro op de pianolerares te hebben. Maar de eiser heeft, naar zijn zeggen wegens ziekte, kort tevoren afgezegd. Een “glashelder patroon in het geval van deze meneer,” constateert Fehmers na ruggespraak met enkele collega’s. Wordt vervolgd…