De advocatuur moet binnenkort zelf de bekostiging van het tuchtrecht voor haar rekening nemen. Hetzelfde geldt voor notarissen en gerechtsdeurwaarders, die tevens hun eigen toezicht moeten gaan betalen, aldus een wetsvoorstel dat staatssecretaris Fred Teeven afgelopen vrijdag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Dit zou het ministerie van Veiligheid en Justitie een besparing van zo’n 7 miljoen euro opleveren.
In de praktijk zal voor de advocatuur de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) de rekening moeten betalen; voor het notariaat is dit de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Zij kunnen deze kosten vervolgens doorberekenen aan individuele advocaten en notarissen via hun jaarlijkse bijdrage. Beide organisaties adviseerden in aanloop naar het wetsvoorstel.
De NOvA hield bij de raming van de hoofdelijke omslag voor de komende jaren al rekening met de gevolgen van deze wetswijziging. De bijdrage voor advocaten met een salaris van 32.500 euro neemt volgens een schatting van de Orde – uit vorig jaar – toe van 775 euro in 2014 naar ruim 950 euro in 2016, een stijging van 25 procent. De bijdrage van advocaten met een lager inkomen stijgt van 232 euro in 2014 naar 285 euro in 2016 (22% meer). Overigens vindt de NOvA het betalen van het eigen tuchtrecht – en daarmee ook de tuchtrechters – ‘ongewenst’. “Belangenverstrengeling moet worden voorkomen”, aldus de Orde. “Niemand moet zijn eigen rechter betalen omwille van de onafhankelijkheid van die rechter.”
Primair voordeel
In zijn wetsvoorstel omschrijft Teeven de doorbelasting van de kosten voor toezicht en tuchtrechtspraak als een logische stap. ‘De verantwoordelijkheid voor de handhaving van en het bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door deze beroepsgroepen ligt immers primair bij deze beroepsgroepen.’
Daarbij voert de staatssecretaris aan dat advocaten en notarissen zelf ‘primair voordeel’ genieten van toezicht en tuchtrecht. ‘Beide instrumenten versterken immers de kwaliteit en de integriteit van de beroepsgroepen en vormen een belangrijke waarborg voor het maatschappelijk draagvlak voor de bijzondere positie die deze beroepsgroepen innemen.’ Een bijzondere positie waardoor de beroepsgroepen profiteren van privileges als een domeinmonopolie, aldus Teeven, waardoor het passend is dat zij zelf betalen voor het benodigde tuchtrecht en toezicht.
Verder zorgt doorbelasting van de kosten voor een financiële prikkel die efficiëntie binnen tuchtrecht en toezicht in de hand moet werken. ‘Het stimuleert zowel de beroepsorganisaties als de individuele beroepsbeoefenaren om de beroepsuitoefening zodanig in te richten dat er zo min mogelijk kosten worden gemaakt, […] zodat uitsluitend klachten bij de tuchtrechter belanden die daar daadwerkelijk thuis horen’, aldus Teeven in zijn memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.
Toename tuchtklachten
De relevantie van dit laatste punt wordt volgens de staatssecretaris onderstreept door de toename van het aantal tuchtklachten. Zo ontvingen de raden en het Hof van Discipline in 2012 1400 klachten, een stijging van 17% ten opzichte van 2011. ‘Als gevolg hiervan nemen de kosten van een en ander eveneens toe, hetgeen vraagt om een meer kostenefficiënte benadering.’
Het wetsvoorstel van Teeven gaat verder dan een eerder kabinetsstandpunt (uit 2007) over de bekostiging van toezicht en tuchtrecht. Hierin was opgenomen dat beroepsgroepen enkel zelf de kosten voor tuchtzaken in eerste aanleg zouden moeten betalen, en dat de staat de kosten voor hoger beroepzaken op zich zou nemen.
KNB: redenering Teeven onzuiver
De KNB laat echter weten geen voorstander te zijn van de doorberekening. Als voornaamste pijnpunt noemt woordvoerster Nora van Oostrom de redenering van de staatssecretaris, die zij niet zuiver noemt: “De indruk wordt gewekt dat tuchtrecht en toezicht voornamelijk in het belang zijn van de beroepsgroep, die daarom mag opdraaien voor de kosten. Maar volgens profiteert de gehele maatschappij van een goed rechtssysteem. Daarbij: de kosten verdelen over ruim 17.000 advocaten gaat misschien nog, maar ruim 1.300 notarissen kunnen die last niet gezamenlijk dragen.”