Roel Schutgens was 31 jaar toen hij in 2010 werd benoemd tot hoogleraar Algemene Rechtswetenschap. Daarmee is hij een van de jongste hoogleraren ooit op de rechtenfaculteit van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is ook een van de meest gewaardeerde docenten: dit jaar werd hij, evenals twee jaar geleden, verkozen tot beste hoorcollegedocent. Tijd voor een terugblik op vijf jaar hoogleraarschap. “Het is belangrijk om af en toe iets leuks te doen.”
Op 1 december 2014 plaatste de faculteit een filmpje op Facebook. De opname werd gemaakt tijdens het hoorcollege Inleiding rechtsgeleerdheid. Maar het ging dit keer even niet over het recht. Het was namelijk enkele dagen voor Sinterklaas. Professor Roel Schutgens had een piano in de collegezaal gezet. Tot schrik en vreugde van de studenten nam hij daadwerkelijk plaats achter de piano en vroeg hij hen om samen ‘Zie ginds komt de stoomboot’ te zingen. Het filmpje werd een absolute hit op Facebook.
De Sinterklaas-actie is tekenend voor het docentschap van Schutgens. Hij hecht eraan om soms ‘gewoon iets leuks’ te doen. “Natuurlijk kun je je afvragen waarom het van belang is dat studenten tijdens een college samen een liedje zingen. Ik zie het zo: sommige dingen zijn niet belangrijk, maar wel leuk en juist daarom toch belangrijk. Wat telt is dat studenten ook door dit soort activiteiten als groep onderlinge binding ervaren, en zich verbonden weten met de faculteit.”
“Uiteraard moeten mijn colleges de studenten allereerst de belangrijkste rechtsbegrippen bijbrengen, maar er komt meer bij kijken om een goed jurist te worden. Het gaat niet alleen om kennis, maar ook om houding en gedrag. Een zekere welbespraaktheid en taalvaardigheid vind ik bijvoorbeeld essentiële eigenschappen. Juristen moeten helder kunnen uitleggen hoe de rechtsstaat in elkaar zit, en juridische nuances onder woorden kunnen brengen zonder taai of saai te schrijven en praten. Dat vraagt om een goede taalbeheersing.”
Die welbespraaktheid zag Schutgens tijdens zijn rechtenstudie in Nijmegen bij veel docenten van de faculteit. “Ik vond de erudiete uitstraling van verschillende docenten erg inspirerend: eloquente, gedreven en stijlvolle sprekers, die ook in staat waren om dat te relativeren en er grappen over te maken. Hopelijk lukt het mij nu zelf om de studenten daar iets van mee te geven.”
Ogen openen
Dat Schutgens vooral aan eerstejaars doceert, spreekt hem aan. “Je kunt eerstejaars nog verbazen als je vertelt hoe het recht in elkaar zit, en soms de ogen openen over waarom het recht zo in elkaar zit. Wat mij de laatste tijd opvalt, is dat ze zich zo keurig kleden: bij de propedeuse-uitreikingen hebben veel studenten een pak of een net jasje aan. Dat was in mijn tijd anders. In de collegezaal is dat overigens minder het geval. Ik spreek, net als mijn voorganger Peter Tak, studenten aan die een pet dragen. Dan zeg ik: ‘zou u die pet willen afdoen?’ Dat doen ze eigenlijk altijd. Ik leg ook uit dat dat een gangbare fatsoensregel is. Als docent moet je studenten voorbereiden op de rechtspraktijk.”
“Wel vraag ik me soms af hoe ver ik moet gaan in die ‘opvoeding’, en dan bedoel ik niet zozeer uiterlijkheden, maar de ‘morele opvoeding’. Zou ik bijvoorbeeld moeten uitleggen dat de doodstraf echt niet ingevoerd moet worden? Ik probeer me politiek neutraal op te stellen en vooral de verschillende kanten van morele kwesties te laten zien. Ik wil studenten vooral zelf tot denken aanzetten door argumenten te presenteren.”
“Maar daar zit wel een grens aan. Er zijn bepaalde normen die de docent mag of zelfs moet uitdragen omdat deze de essentie van ons rechtssysteem vormen. Bovendien zijn er ook typisch juridische waarden die niet politiek, maar procedureel van aard zijn. Eén van de essenties van rechtspraak is bijvoorbeeld hoor en wederhoor. Veel mensen zijn geneigd om snel hun oordeel klaar te hebben. Dat moet de jurist afleren. Dergelijke waarden wil ik zeker meegeven. Maar dat is van een andere orde dan zeggen dat sommige politici verwerpelijke opvattingen hebben. Dat zal ik niet snel doen. Studenten zitten niet op mijn politieke adviezen te wachten.”
Rechtsbescherming
Schutgens realiseert zich dat deze denkwijze meer de attitude van een rechter is dan die van een advocaat. Hij is dan ook sinds anderhalf jaar plaatsvervangend rechter. Die functie past goed bij een thema dat hem al langer bezighoudt: de verhouding tussen rechter en andere staatsmachten. “Het is een van de eeuwige thema’s van het publiekrecht: hoe kan de rechter de burger goede rechtsbescherming bieden zonder op de stoel van de andere staatsmachten terecht te komen? Ik denk dat rechters zich redelijk vrij kunnen voelen om in concrete gevallen de burger te beschermen. Dat mag hij ook doen met behulp van open normen en rechtsbeginselen, en daarin mag hij volgens mij nog wel wat pragmatischer en kritischer zijn dan hij nu al is.”
“Maar ik vind ook dat de rechter zijn tanden niet te snel in al te grote maatschappelijke problemen moet zetten, zoals bijvoorbeeld de Urgenda-klimaatzaak. Bij dat type rechtspraak heb ik aarzeling omdat de rechter zeer abstracte en ideële belangen tegen elkaar afweegt. Dan speelt het eigen politieke inzicht wellicht toch al snel een grote rol. Hier zal de rechter terughoudend moeten zijn.”
Het onderzoek dat Schutgens verricht is vooral ‘klassiek juridisch’ van aard: “Onderzoeken hoe het rechtssysteem is opgebouwd, wat daarin de kernbegrippen zijn en hoe zij zich tot elkaar verhouden, hoe de betekenis van die begrippen in de loop der tijd evolueert, en hoe we het rechtssysteem coherent, efficiënt én rechtvaardig houden. Met dergelijk onderzoek kunnen wetenschappers het meeste bijdragen aan de rechtspraktijk.”
Openbaar
De koppeling met de praktijk staat bij Schutgens hoog in het vaandel. Dat geldt niet alleen voor onderzoek, maar ook voor onderwijs. “Daarom vind ik het jammer dat veel van onze studenten niet openbaar afstuderen, maar achter gesloten deuren. Bij Notarieel recht is het wel openbaar, en dat is vaak een feestje. De kandidaat moet zijn scriptie tegenover een groter publiek presenteren. Die vaardigheid moet je na een aantal jaren studeren echt beheersen, evenals het beantwoorden van kritische vragen. Als advocaat kun je de rechter ook niet vragen of hij zijn kritische vragen achter gesloten deuren wil stellen. Eigenlijk zou ik voortaan tegen iedereen die bij mij een scriptie wil schrijven, moeten zeggen: dat kan – als je openbaar afstudeert.”
Dit artikel verscheen eerder in RadboudRechten, editie oktober 2015, en is met toestemming overgenomen