Met enige regelmaat voeren we bijzondere onderzoeken uit voor cliënten. Denk aan persoonsgerichte accountantsonderzoeken of begeleiding bij een juridische procedure. Wat de vraag ook is, een zorgvuldige aanpak staat altijd centraal. Met een gestructureerde beschrijving van gebeurtenissen én het toepassen van hoor- en wederhoor wint een onderzoek aan kracht. Maar, als we als partijdeskundige worden ingeschakeld, hoe gaan we dan om met dat laatste? Verzwakt wederhoor de procespositie van onze opdrachtgever?
Op het moment dat we als forensisch accountant optreden als partijdeskundige bij een juridische procedure, werken we altijd in nauw overleg met de betrokken advocaat of advocaten. Samen kijken we welke processtandpunten we willen onderbouwen en hoe dan de onderzoeksvraag moet luiden. Er leiden immers meerdere wegen naar Rome. Zolang we kunnen komen tot een deugdelijke grondslag voor een evenwichtige en neutrale rapportage kan je met ons veel kanten op. De conceptrapportage stemmen we altijd af met de opdrachtgever en de advocaat. Vervolgens bieden we bij voorkeur ook de wederpartij de gelegenheid te reageren. Vanuit de positie van onze opdrachtgever lijkt dat een opmerkelijke stap. Toch kan het zijn procespositie veel sterker maken. Laat me uitleggen waarom.
Feiten zijn toch feiten?
Vooropgesteld: in bijzondere onderzoeken is hoor- en wederhoor niet verplicht. Toch hechten we er wel aan, al is het maar uit zorgvuldigheid. Het beginsel van hoor en wederhoor vindt haar basis in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Daarin wordt onder meer gesteld dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces en in staat moet zijn zichzelf te verdedigen. Bij bijzondere onderzoeken waarbij we als partijdeskundige worden betrokken, vertegenwoordigen we natuurlijk de kant van de partij die ons inschakelt. Met dat in gedachten lijkt het niet logisch om ook de tegenpartij te horen. We moeten toch uitgaan van harde feiten en cijfers, dus welke extra zorgvuldigheid is dan nog nodig? Want feiten zijn feiten. Daarover kan toch geen misverstand bestaan? Toch blijkt in de praktijk dat feiten, soms onvermijdelijk, gekleurd kunnen zijn door de zienswijze van de opdrachtgever. Of dat er nog meer, ook relevante feiten zijn.
Liever zoveel mogelijk controle over het proces
We kiezen er daarom doorgaans voor om onze conceptbevindingen voor te leggen aan de betrokkene. En met die betrokkene doelen we op de (rechts)persoon die onderwerp van onderzoek is, of de wederpartij in een procedure. Opdrachtgevers zijn hierover niet altijd direct enthousiast, zeker als het gaat om een dispuut tussen twee partijen. In hun beleving voelt het vaak tegenstrijdig. Dat gevoel is goed te begrijpen. Een partij houdt liever zo lang mogelijk de kaarten tegen de borst om de wederpartij pas voor de rechter te confronteren met de resultaten van ons onderzoek. Dat is een te billijken argument. Maar er schuilt ook een groot gevaar in. Een wederpartij zal zich namelijk altijd willen verweren; er komt altijd een reactie. Dat kan in de vorm van een subjectieve mening of kwalificatie of door het inbrengen van verrassende en nieuwe feiten. Op het moment dat we voor een rechter staan, hebben we daarover geen controle. En dat willen we wél hebben. Forensisch accountants willen het liefst kunnen anticiperen op de reactie van de wederpartij. Zoals gezegd: een respons komt tóch wel.
Wederhoor: wel doen!
Door het toepassen van wederhoor hebben we in een vroeger stadium zicht op de antwoorden van de wederpartij. En kunnen we die opvangen en eventueel weerleggen in het definitieve rapport. Op dat moment houden we dus controle over het proces. Sterker nog, we staan met 2-0 voor en voorkomen onaangename verrassingen in de rechtszaal. Daar is de positie van de opdrachtgever bij gebaat en het leidt vaak tot een kortere doorlooptijd van het proces.
Deze blog is geschreven door Frank Driessen, forensisch accountant en bedrijfseconomisch recovery adviseur bij Joanknecht.