Een advocate mag in een voorlopig getuigenverhoor twee officieren van justitie horen over de (pers)communicatie na haar aanhouding in 2014. De eind 2018 vrijgesproken advocate deed dit verzoek in verband met een mogelijke procedure om een schadevergoeding los te krijgen van hen en de Staat.
De Noord-Hollandse advocaat Annette Mak werd in april 2014 aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij illegale online gokactiviteiten, witwassen, valsheid in geschrifte en oplichting. De megazaak werd in het najaar van 2018 inhoudelijk behandeld; er stonden achttien verdachten terecht. Het OM had tegen de advocate twee jaar cel geëist, maar de rechtbank Oost-Brabant sprak haar eind 2018 volledig vrij. Het OM heeft hoger beroep aangetekend in de zaak; half april 2021 vindt er een regiezitting plaats bij het hof in Den Bosch, aldus een woordvoerder van het Ressortsparket.
Mak heeft altijd gesteld onschuldig te zijn, en wacht het oordeel van het hof niet af bij haar eerste aanzet om een schadevergoeding los te krijgen van justitie en twee betrokken aanklagers. Half november diende ze een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor in. De pijn zit hem vooral in het ronkende persbericht dat het OM de dag na haar aanhouding verstuurde, met hierin informatie die voor journalisten eenvoudig tot haar persoon was te herleiden. De advocaat van Mak had er juist op aangedrongen zo’n bericht niet te versturen, omdat de identiteit van de advocate makkelijk te achterhalen zou zijn, met alle reputatieschade van dien. Naast Advocatie besteedden de Telegraaf, Quote en het FD uitgebreid aandacht aan de aanhouding en het vervolg van de zaak.
Ook was er aandacht voor haar vermeende betrokkenheid bij het gokimperium in het blad Opportuun, het relatiemagazine van het Openbaar Ministerie. Hierin werd ze ver voor de rechtszaak – ‘in strijd met de onschuldpresumptie’ – aangeduid als ‘consigliere’. Ook werd haar aanhouding genoemd in het rapport ‘Verantwoording aanpak georganiseerde misdaad’, dat door het College van procureurs-generaal is verstrekt aan de minister van Justitie en Veiligheid.
Identiteit op te maken uit persbericht
Reden genoeg voor Mak om te vermoeden dat het OM haar opzettelijk en uit eigenbelang identificeerbaar heeft gemaakt in het persbericht, met als gevolg reputatie- en inkomensschade die ‘naar verwachting in de tonnen loopt’. De twee betrokken officieren van justitie hebben zich schuldig gemaakt aan ‘bewuste roekeloosheid’ en zijn hiermee hun boekje ver te buiten gegaan, vindt ze. “Het geven van interviews over verdachten, het openbaren van grievende benamingen en het laten uitgaan van persberichten met bijzonder ernstige beschuldigingen behoort niet tot het ambt van een officier van justitie,” zo motiveerde de advocaat haar verzoek tot het getuigenverhoor.
De officieren van justitie wierpen tegen dat zij niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun handelen en dat de advocaat al over alle nodige informatie beschikt om een schadeprocedure te starten. Dit heeft de rechtbank er niet van weerhouden wel een voorlopig getuigenverhoor tegen hen te bevelen, hoewel in beperkter mate dan door de advocaat was verzocht.
Verhoor mag niet over ‘smaad en laster’ gaan
De rechtbank oordeelt dat Mak voldoende belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor. De officieren mogen in ieder geval worden bevraagd over het weinig verhullende persbericht en het belang van het OM hierbij, het al dan niet bevestigen van haar identiteit aan de Telegraaf en over de vraag ‘wie het artikel in Opportuun, met daarin de vermelding ‘consigliere’, heeft geschreven en op de stelling van [verzoekster 1] dat het is geschreven en gepubliceerd om berichtgeving in de pers over [verzoekster 1] te stimuleren en om haar verder te schaden’.
Het verhoor mag echter niet gaan over – onder meer – een ‘bepaalde cultuur’ binnen het OM, of een rapportage over het strafrechtelijk onderzoek aan de Orde van Advocaten is verstrekt, en de vraag of het College van procureurs-generaal zelf de identificering van de advocaat wenste. De rechter: ‘Op deze punten is sprake van een fishing expedition.’
Ook mag het verhoor niet gaan over vraag ‘of er sprake is van smaad of laster in civiel- dan wel strafrechtelijke zin. Dit betreft een vraag naar kwalificatie van feiten en niet een onderzoek naar feiten.’
Het voorlopige getuigenverhoor van de officieren van justitie vindt plaats op 24 juni, bevestigt de rechtbank Oost-Brabant. Annette Mak is telefonisch gevraagd om nader commentaar; zij wilde niet inhoudelijk reageren.