Als ex-werkgever – zonder toestemming van de dienstdoende advocaat – toevoegingszaken bij de Raad voor Rechtsbijstand proberen te declareren en aan jezelf uit proberen te laten keren; de maar liefst negen dekenbezwaren leveren de man ook in hoger beroep een voorwaardelijke schorsing op.
De voormalig werkgever is tevens de enig aandeelhouder van een advocatenkantoor, waar de advocaat in kwestie – R. – per 30 juni 2019 niet meer werkt. Er lopen dan nog drie zaken waar R., ook na het eindigen van zijn dienstverband, voor verantwoordelijk blijft. Alle drie deze zittingen zouden in juni 2019 plaatsvinden.
Het afhandelen van deze zaken werd door de werkgever echter aardig bemoeilijkt, door het – nog tijdens zijn dienstverband – stopzetten van het zakelijke e-mailaccount van de advocaat. Ook logde de ex-werkgever in op het persoonlijke account van R. bij de Raad voor Rechtsbijstand en wijzigde hij, zonder medeweten van R., dit wachtwoord. Dit alles leidde eerder al tot een bemiddelingsgesprek bij de deken.
Op 2 augustus, enkele weken na het beëindigen van zijn dienstverband, komt R. erachter dat er drie toevoegingen op zijn naam door het kantoor – waar hij inmiddels dus niet meer werkt – op zijn naam zijn gedeclareerd. Deze zaken zijn, aldus R., op dat moment nog volop aan de gang. Bovendien probeerde de man de zaken te declareren met een onjuiste zaakcode, waardoor er een hogere vergoeding gedeclareerd werd dan de zaken behoorde te krijgen.
Gestrekt been
Wanneer zowel R. als de Raad voor Rechtsbijstand de man hierover contacteren, gaat hij er met gestrekt been in: “Met alle respect maar u slaat de plank volledig mis. Ik raad u dringend aan deze situatie voor te leggen aan een jurist. Want het is duidelijk dat u de juridische merites niet doorziet in deze situatie”, schrijft hij in een e-mail aan een medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand.
Hij vervolgt: “Indien u mij niet vandaag bevestigd dat de onterecht ingehouden vergoeding deze week zal worden terug gestort op mijn rekening dan verzoek ik u reeds nu voor als dan de verhinderingen van de RvR te verstrekken ten behoeve van een kort geding.”
Negen onderdelen
Na vele verzoeken, (tuchtrechtelijke) klachten en een voorlopig getuigenverhoor besluit de deken het dekenbezwaar in te dienen, wat uit negen onderdelen bestaat. Hierin komen onder andere de prematuur en onjuist gedeclareerde toevoegingszaken terug, maar ook het onder druk zetten van de medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand. Bovendien wordt hem het – door tal van WOB- en AVG-verzoeken en procedures – buitenproportioneel onder druk zetten van het ordebureau van de deken verwijt.
De klachten omtrent het onjuist declareren van de toevoegingszaken worden door de raad ieder zowel ontvankelijk als gegrond verklaard. Ook had hij de onterecht ontvangen toevoegingsgelden zonder meer moeten terugbetalen aan de Raad voor Rechtsbijstand. De manier waarop hij in plaats daarvan met medewerkers van de Raad voor Rechtsbijstand om is gegaan, is ‘onbetamelijk’ en ‘getuigt van een gebrek aan respect voor deze belangrijke ketenpartner van de advocatuur’.
Hoger beroep
Ook in hoger beroep krijgt de ex-werkgever van het hof te horen dat de zaken niet voortijdig door hem gedeclareerd hadden mogen worden. Ook wat betreft het onder druk zetten van de medewerker van de Raad voor Rechtsbijstand sluit het hof zich bij de raad aan. De onnodige escalatie van de situatie wordt de man ’tuchtrechtelijk zwaar’ aangerekend.
Het hof is het op kernpunten eens met de raad, de man zal het na het hoger beroep met een voorwaardelijke schorsing van zes weken moeten doen.
Lees hier de volledige uitspraak