Anderhalf jaar lang een cliënt negeren vanwege een achterstallige betaling, van een nooit verzonden factuur. Het komt een advocaat op een schorsing van twee weken te staan. Dat blijkt uit een in deze week gepubliceerde uitspraak van de Haagse Raad van Discipline.
Een van de laatste dingen die de cliënt van haar advocaat te horen had gekregen, was ‘ok, doen we’. Ze hadden net zijn tarief besproken via WhatsApp, en zij was akkoord gegaan. Des te meer was ze verrast toen ze, ondanks meerdere pogingen van haar kant om contact op te nemen, vrijwel niets meer van hem vernam.
De vrouw stelt dat zij de advocaat in een kort telefoongesprek – wat hij pas beantwoordde nadat zij hem met een onbekend nummer had gebeld – nadrukkelijk heeft gevraagd of hij een zaak had aangespannen, waarop hij positief reageerde. Het zou door de coronaperikelen alleen wat langer gaan duren, volgens hem. Vervolgens heeft de cliënt een jaar lang geprobeerd helderheid te krijgen over de status van haar zaak. Pas toen zij zelf naar het Openbaar Ministerie belde, werd haar duidelijk dat er helemaal geen zaak was.
Openstaande posten
De advocaat vindt het ‘volkomen duidelijk’ dat hij geen werkzaamheden heeft verricht; er was immers niet betaald. De reden waarom zijn cliënt niet betaald had, legt hij zelf haarfijn uit. Hij had zijn cliënt tijdens een telefoongesprek wel gevraagd om de benodigde 800 euro, maar stelde in zijn verweer dat hij de factuur nooit heeft gestuurd. Hij was er vanuit gegaan dat zij de factuur toch niet zou voldoen, en wilde liever niet teveel openstaande posten.
Of de advocaat haar wel of niet heeft gezegd dat hij een zaak had aangespannen, valt nu niet meer vast te stellen, aldus de raad. Maar, beargumenteert de raad, het moet voor de advocaat duidelijk zijn geweest dat zij in ieder geval in de veronderstelling was dat hij met haar zaak bezig was; zij heeft de advocaat immers herhaaldelijk gevraagd naar de stand van zaken. Het is hem dan ook aan te rekenen dat zij zo lang geen duidelijkheid heeft gehad.
Volstrekt onbegrijpelijk
Ook gaat de raad niet mee in het verweer van de advocaat, omtrent de reden dat hij geen werk verzet had: “De raad vindt deze gang van zaken volstrekt onbegrijpelijk, temeer klaagster steeds aan verweerder heeft gevraagd wat de stand van zaken was. Ook hier geldt dat verweerder nadrukkelijk tekort is geschoten in de schriftelijke vastlegging van (in dit geval financiële) afspraken.”
De opeenstapeling van fouten en de impact van zijn handelen op de vrouw zorgen ervoor dat de raad hem een voorwaardelijke schorsing van twee weken oplegt.
Lees hier de volledige uitspraak