Een officier van justitie beveelt de aanhouding van een verdachte die hij vijf jaar eerder als advocaat heeft bijgestaan. Het blijkt een ongelukkig ‘bedrijfsongeval’, en daarom geen reden voor niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, aldus de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
De (voormalige) officier van justitie beveelt in februari 2013 de aanhouding van een verdachte. Al snel blijkt dat hij deze verdachte in 2008 in twee zaken als advocaat heeft bijgestaan. In de hierop volgende strafzaak moet het OM volgens de verdediging om deze reden niet-ontvankelijk worden verklaard, en wel wegens schending van een fundamenteel rechtsbeginsel. Een verdachte die zich tot een advocaat wendt, moet er immers honderd procent zeker van kunnen zijn dat hij – gelet op de vertrouwensrelatie – zijn raadsman later niet als vervolgende instantie tegenover zich krijgt.
Zowel de rechtbank als het Gerechtshof Amsterdam vinden echter dat er in dit geval geen sprake is van zo’n schending. In eerste aanleg geeft de officier van justitie netjes aan zich niet te hebben gerealiseerd dat hij de aanhouding van een oud-cliënt had bevolen. Als hij dit had geweten, had hij zich teruggetrokken. De nieuwe advocaat van de verdachte erkent bovendien zelf dat er verder geen concrete belangen van zijn cliënt waren geschonden in de zaak.
In hoger beroep stelt het Gerechtshof vast dat er op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering geen ‘grove veronachtzaming van de belangen van de cliënt’ heeft plaatsgevonden. De verdachte werd uiteindelijk in maart 2018 door het hof veroordeeld tot een nagenoeg geheel voorwaardelijke celstraf en een werkstraf van 120 uur wegens een poging tot afpersing.
‘Bedrijfsongeval’
In cassatie gaat de verdachte in tegen de verwerping van het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het OM. Procureur-generaal Spronken merkt in haar conclusie op dat er op dit gebied niets is geregeld in de Gedragscode Openbaar Ministerie 2012, maar kan er in zijn conclusie verder kort over zijn. Voor niet-ontvankelijkheid van het OM is alleen plaats als door toedoen van het OM zelf het recht op een eerlijk proces is geschaad, en dat is in deze zaak niet het geval. ‘Het gaat hier, zoals ook in de cassatieschriftuur wordt gezegd, om een “bedrijfsongeval” en het oordeel van het hof dat dit geen niet-ontvankelijkverklaring rechtvaardigt, kan ik goed volgen.’
Wel staat het voor de procureur-generaal ‘buiten kijf dat het voor een verdachte bijzonder onaangenaam moet zijn te ontdekken dat degene die eerst zijn belangen diende als advocaat, een aantal jaren later zijn aanhouding buiten heterdaad beveelt als officier van justitie. Het hoeft geen betoog dat het de voorkeur had verdiend dat de aanhouding buiten heterdaad was bevolen door een andere officier van justitie. [Maar] op het moment dat er geen ‘kwade wil’ in het spel is, het een ‘onbewuste fout’ betreft, die geen invloed heeft gehad op de genomen beslissing noch op de kern van het strafrechtelijk systeem, geldt dat voor een sanctie als niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie geen plaats is.’
Foto: Hollandse Hoogte/Lex van Lieshout