De rechtbank Oost-Brabant heeft een verzoek van advocaten tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor en het opstellen van een voorlopig deskundigenbericht – over inbreuken op het verschoningsrecht in een strafrechtelijk onderzoek naar twee vermogensbeheerders – afgewezen. Volgens de rechtbank hebben de advocaten ‘geen voldoende feitelijk belang’ bij hun verzoeken.
Door Lucien Wopereis
In 2013 stelt de FIOD een strafrechtelijk onderzoek in naar twee vermogensbeheerders en hun bestuurders. Zij worden verdacht van fraude. In het kader van het onderzoek neemt het Openbaar Ministerie e-mailverkeer van de verdachten in beslag. Het Openbaar Ministerie neemt ook stukken in beslag bij een accountantskantoor dat was ingeschakeld door de advocaten van de verdachten.
Volgens de advocaten heeft de Staat daarmee het verschoningsrecht van de advocaten ‘stelselmatig geschonden’. ‘In strijd met de wet- en regelgeving heeft de Staat kennis genomen van de betreffende e-mails en deze operationeel gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek en ook voor externe doeleinden, namelijk voor een klacht bij de Accountantskamer. (…) Gelet op diverse uitlatingen van de zijde van de Staat bestaat gegronde vrees dat de Staat de geprivilegieerde e-mails in de toekomst nogmaals zal gebruiken en het verschoningsrecht van de advocaten daardoor opnieuw zal schenden,’ aldus de advocaten in hun verzoek.
Het getuigenverhoor en het deskundigenbericht zijn volgens de advocaten nodig om in het kader van een civiele procedure de aard, omvang, ernst en gevolgen van de inbreuk op het verschoningsrecht te kunnen onderzoeken. Ze zijn dan in staat om zicht op de situatie te krijgen, zodat zij hun proceskansen beter kunnen inschatten en efficiënter kunnen procederen.
De rechtbank gaat niet mee in dit betoog. Hoewel advocaten zelfstandig kunnen opkomen tegen inbreuken op het verschoningsrecht, ontbreekt in dit geval het ‘feitelijk belang’ van de advocaten, aldus de rechtbank. Daarbij speelt een rol dat zij de informatie uit het voorlopig getuigenverhoor en deskundigenbericht niet willen gebruiken in de strafrechtelijke procedure, maar in een civielrechtelijke. ‘De advocaten stellen dat het hen er meer in het algemeen om gaat dat met de door de Staat gevolgde werkwijze zo zeer geweld wordt aangedaan aan het verschoningsrecht dat dit in feite illusoir is geworden. (…) Naar het oordeel van de rechtbank behoeven de advocaten daarvoor geenszins informatie op een zodanig detailniveau dat het noodzakelijk of gewenst is duidelijkheid te verkrijgen over wie, wanneer en op welke wijze in het strafrechtelijk onderzoek precies kennis heeft genomen van geprivilegieerde informatie, met wie die is gedeeld en wat daarmee is gedaan’, aldus de rechtbank.
Op basis van de informatie die de advocaten al hebben, kunnen ze namelijk al in voldoende mate hun proceskansen inschatten en efficiënt procederen. ‘Uit de reeds beschikbare informatie blijkt immers welke werkwijze de Staat hanteert en in hoeverre hij deze in de zaak van de vermogensbeheerders heeft gevolgd. De advocaten kunnen de vermeende schendingen ook in kaart brengen door een vergelijking te maken tussen het door de Staat ter beschikking gestelde materiaal en hun eigen bestanden. Het is aan de advocaten om daarna een keuze te maken uit de civielrechtelijke acties die zij menen voorhanden te hebben.’ Een zoektocht naar nog meer informatie, komt volgens de rechtbank neer op een ‘fishing expedition’.
In mei wisten de advocaten nog een succes te behalen in deze zaak: het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch handhaafde toen een door de advocaten gelegd bewijsbeslag. Volgens het Hof was de vrees van advocaten voor het verlies van gegevens door justitie terecht. Die vrees was onder meer ingegeven door ‘technische problemen’ met een werkkopie van in beslag genomen gegevens, waardoor deze niet meer bruikbaar was. Ook was een USB-stick defect geraakt.