De beslissing van het Europees Hof van Justitie in de AkzoNobel-zaak heeft inmiddels veel negatieve reacties uitgelokt: het NGB, de Law Society en de Association of Corporate Counsel laken het gebrek aan vertrouwen in de bedrijfsjurist. De Nederlandse Orde van Advocaten roept op “tot een brede discussie over de onafhankelijkheid en het verschoningsrecht van advocaten in dienstbetrekking”.
Volgens het Europese Hof vallen de activiteiten van bedrijfsjuristen niet onder hun professionele vertrouwelijkheid als het gaat om kwesties van mededinging. Daarom mogen communicatie, brieven en aantekeningen worden opgevraagd door mededingingsautoriteiten.
Het dispuut tussen AkzoNobel en de Europese rechtsinstantie ontstond in 2003, toen ambtenaren van de Europese mededingingsinstanties een inval deden in kantoren van AkzoNobel in Londen. Daarbij werden ook papieren van bedrijfsjuristen meegenomen.
Het NGB, de Law Society en de ACC hebben allemaal negatief gereageerd op de beslissing van het Hof (zie nevenstaande links). Deken Jan Loorbach van de Nederlandse Orde van Advocaten noemt de uitspraak ‘ongelukkig’, omdat er een onderscheid wordt gemaakt tussen advocaten in dienstbetrekking en andere advocaten. Hij wijst erop dat de uitspraak heel specifiek het Europese mededingingsrecht betreft, maar ziet wel dat de argumenten die worden genoemd nopen tot een brede discussie over de onafhankelijkheid en het verschoningsrecht van advocaten in dienstbetrekking. De Orde zal hierover in overleg treden met de beroepsgroep en het ministerie van Justitie.
Nederland kent in totaal een kleine 400 advocaten in dienstbetrekking op een beroepsgroep van 16.000 advocaten. Ze zijn vooral in dienst van grote ondernemingen, het Rijk, provincies, gemeenten en rechtsbijstandverzekeraars.