Een vooraf overeengekomen vaste prijs voor advocatuurlijke dienstverlening is absoluut geen garantie voor probleemloos afrekenen, zoveel wordt duidelijk uit een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Er is gedoe over de betaling in termijnen, gedoe over het wel of niet betalen van een succesfee en gedoe over uitbesteed werk aan een externe adviseur.
Door Lucien Wopereis
Het advocatenkantoor in kwestie – Endtz & Co uit Amsterdam – en de klant, een besloten vennootschap uit Purmerend, zijn overeengekomen dat het kantoor in 2011 voor 200.000 euro alle lopende procedures en andere voorkomende juridische zaken zal afhandelen. Er wordt afgerekend in twee termijnen a raison van 100.000 euro. De prijs is vastgesteld op basis van een inschatting van het aantal te besteden uren.
Gedurende de rit ontstaan allerlei problemen. Deurwaarders- en griffiekosten worden niet betaald, de cliënt verliest verstekprocedures tegen twee broers (ruim 150.000 euro per stuk) en ook een procedure ter waarde van ruim negen ton tegen een ander bedrijf.
De cliënt weigert daarom de tweede termijn van 100.000 euro te voldoen. Volgens hem is het advocatenkantoor ‘toerekenbaar tekortgeschoten’. Het advocatenkantoor start daarop, na aansprakelijk te zijn gesteld voor de schade, een procedure bij de rechtbank Amsterdam. De overeenkomst tussen het kantoor en de cliënt is intussen al beëindigd, op instigatie van het advocatenkantoor.
De rechtbank moet daarop een oordeel vellen over het juridische abonnement, verschillende andere facturen (waaronder een rekening van een notariële adviseur ter waarde van ruim vierduizend euro) en de succes fee. Over het juridische jaarabonnement stelt de rechtbank dat uit de overeenkomst van opdracht blijkt dat een bedrag van 200.000 euro is afgesproken en dat ‘partijen alleen over het moment van betalen van de tweede termijn nadere afspraken hebben gemaakt’. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de betaling van de tweede termijn afhankelijk is gesteld van het behalen van succes, en ook betalingsonmacht maakt niet dat de cliënt is ontslagen van haar betalingsverplichtingen jegens het advocatenkantoor. Er moet gewoon worden betaald, aldus de rechtbank.
Over het inschakelen van een externe adviseur, die adviseerde over de juridische duiding van een Groninger Akte, stelt de rechtbank dat het advocatenkantoor moet bewijzen dat de cliënt er mee heeft ingestemd dat de kosten voor het inschakelen van die externe adviseur zou worden doorbelast. Wordt vervolgd dus.
Naar de succesfee kan het advocatenkantoor fluiten. ‘De rechtbank stelt voorop dat niet is betwist dat vóór het beëindigen van de overeenkomst van opdracht op 1 februari 2012 geen sprake is geweest van betaling van enig bedrag aan de cliënt of zijn ondernemingen in verband met de door het advocatenkantoor behandelde zaken, zodat op die grond geen succesfee verschuldigd kan zijn.’
Endtz & Co komt er ook niet zonder kleerscheuren vanaf als het gaat om het verwijt van de toerekenbare tekortkomingen in de dienstverlening. ‘Dat het advocatenkantoor niet heeft voorkomen dat een verstrekvonnis is gewezen door bijvoorbeeld van conclusie van antwoord te dienen dan wel te zorgen dat de procedure zou zijn doorgehaald, betekent dat het advocatenkantoor niet als redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat heeft gehandeld.’ Over de schade die daaruit is voortgevloeid zal een schadestaatprocedure opheldering moeten verschaffen.
Antoine Endtz geeft desgevraagd toe dat het zijn kantoor betreft, maar zegt dat het hem niet vrijstaat inhoudelijke mededelingen te doen over de kwestie.