Het is de van deelname aan een criminele organisatie verdachte advocate Annette Mak niet gelukt enkele door justitie in beslag genomen dossiers terug in haar bezit te krijgen. De rechtbank Oost-Brabant heeft vrijdag geoordeeld dat de inbeslagname door het Openbaar Ministerie op twee advocatenkantoren vorig jaar ‘rechtmatig’ is geweest.
De advocate uit Hollands Kroon werd op 10 april 2014 aangehouden op verdenking van witwassen, valsheid in geschrifte, oplichting en deelname aan een criminele organisatie, waarna zij twee weken in de cel zat. Ze trad enige tijd op als de advocate van de directeur van een Eindhovens gokbedrijf dat zou hebben gediend als een witwasfabriek voor drugsgeld. Volgens het Openbaar Ministerie sjoemelde het illegale online casino met de prijsuitkering en werd zo ruim 100 miljoen euro aan crimineel geld witgewassen.
Gedurende het onderzoek werden zowel op haar huidige advocatenkantoor als een kantoor waar zij eerder werkzaam was dossiers in beslag genomen. Tijdens de rechtszitting van drie weken geleden met de bedoeling deze terug te krijgen, zei de advocate zich van geen kwaad bewust te zijn: zij deed als advocate met een specialisatie op het gebied van de Wet op de Kansspelen ‘gewoon haar werk’ en was woedend over de manier waarop zij behandeld was.
Volgens Mak had zij om de transparantie van de bedrijfsvoering aan te tonen enkel ‘contracten opgemaakt waarin niets strafbaars werd verhuld, maar alleen de bestaande, gedoogde gang van zaken werd onthuld. De ondernemingsstructuur die contractueel is vastgelegd, is ook niet door klaagster ontworpen, maar bestond al ver voordat klaagster bij de onderneming werd betrokken als juridisch adviseur.’ Ze bestrijdt dat de inbeslaggenomen documenten ‘corpora of instrumenta delicti’ zijn en noemt de doorzoekingen ‘disproportioneel’, die bovendien veel verder gingen dan ‘noodzakelijk was voor de waarheidsvinding.’
De rechtbank Oost-Brabant gaat niet mee in deze redenering, en zeker niet met de lezing dat de advocate nietsvermoedend en netjes haar werk deed. Op basis van ‘thans beschikbare stukken’ concludeert de rechter zelfs alvast dat er een ‘redelijk vermoeden van schuld is jegens klaagster ten aanzien van de in het bevel bewaring genoemde strafbare feiten’. Zo bevinden zich in de dossiers bijvoorbeeld aantekeningen op een kladblaadje die aantonen dat A.M. moet hebben geweten van een schijnconstructie.
Ook een betalingsstroom aan de advocate via een drietal bedrijven vindt de rechtbank raadselachtig: een van de bij de goksites betrokken bedrijven zou geen facturen van de advocate in de administratie hebben gewild. Van een ‘fishing expedition’, ofwel het willekeurig zoeken naar dossiers, zoals de advocate het handelen van justitie noemde, is volgens de rechtbank geen sprake: er is gericht gezocht, onder meer met behulp van dossiernummers.
Daarnaast gaat de rechtbank mee met een eerder oordeel van de rechter-commissaris, die het verschoningsrecht van de advocate naar de prullenbak verwees vanwege de verdenking op het plegen van strafbare feiten. ‘Voorts is sprake van zeer uitzonderlijke omstandigheden, waardoor het belang dat de waarheid aan het licht komt moet prevaleren boven het verschoningsrecht’.