Een Utrechts advocatenkantoor dat zonder de benodigde vergunning gevelreclame heeft aangebracht, mag deze voorlopig laten zitten, omdat het college van Burgemeester en Wethouders door handhavend op te treden is ‘afgeweken van zijn eigen handhavingsbeleid zonder dat daarvoor een toereikend argument is gegeven’. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland beslist.
Het advocatenkantoor heeft folie met de bedrijfsnaam aangebracht op de binnenzijde van de ramen, en gevelletters geplaatst. Dat is tegen het zere been van de secretaris van de welstandcommissie, die een klacht indient bij het college van Burgemeester en Wethouders. Het college sommeert daarop het kantoor om de reclame te verwijderen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per geconstateerde overtreding per week tot een maximum van € 5.000,-.
Het advocatenkantoor laat het er niet bij zitten, en stelt in het kort geding onder meer dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. Het kantoor ‘heeft daartoe in bezwaar 35 gevallen genoemd, die naar zijn mening vergelijkbaar zijn met zijn situatie en waarin verweerder jarenlang van handhavend optreden heeft afgezien’.
De voorzieningenrechter gaat daarin mee, vooral omdat de klacht afkomstig is van de secretaris van de welstandscommissie en niet van een belanghebbende derde. ‘Het standpunt van verweerder, ingenomen ter zitting, dat het niet uitmaakt van wie de klacht of melding afkomstig is, ook wanneer dat een medewerker van verweerder is, kan niet worden aanvaard. Immers, op deze wijze heeft verweerder het alsnog zelf in de hand of en wanneer hij wel en wanneer hij niet tot handhavend optreden overgaat, terwijl hij dat optreden beleidsmatig lage prioriteit heeft gegeven en afhankelijk heeft gemaakt van de belangen van derden. Een andere opvatting zou ertoe leiden dat toepassing van dit beleid in concrete gevallen ten minste de schijn van willekeur met zich kan brengen.’
Het is de vraag of het advocatenkantoor de gevelreclame uiteindelijk zal mogen behouden: daarover loopt nog een procedure. De voorzieningenrechter schorst het handhavingsbesluit van het college van Burgemeester en Wethouders tot zes weken nadat uitspraak is gedaan in die zaak.