De Hoge Raad heeft richtsnoeren gegeven over het doen van een individuele uitspraak in een massaal bezwaarprocedure.
In een btw-zaak over privégebruik van een auto van de zaak heeft de Hoge Raad in het kader van een massaal bezwaarprocedure op 21 april 2017 arresten gewezen. Zie NTFR 2017/1035 en ‘De Hoge Raad spreekt zich uit over btw en privégebruik auto’. Vervolgens heeft de inspecteur een collectieve uitspraak gedaan. Daarna heeft een fiscale eenheid (FE) de inspecteur bericht dat zij van mening blijft dat zij te veel btw heeft voldaan. De inspecteur laat de FE eind november 2017 weten geen teruggaaf van btw te zullen verlenen. Volgens de fiscus is de bezwaarfase met de collectieve uitspraak de bezwaarfase geheel afgerond. Daarom volgt geen afzonderlijke uitspraak op bezwaar meer. Hof Arnhem-Leeuwarden acht het beroep van de FE tegen deze uitspraak ontvankelijk, maar geeft de inspecteur inhoudelijk gelijk. Zie NTFR 2020/2415 en ‘Woon-werkverkeer ook privégebruik voor thuiswerker’. Beide partijen hebben cassatieberoep aangetekend.
Regels voor ontvankelijkheid beroep
Wat betreft de ontvankelijkheid van het beroep zet de Hoge Raad eerst de procedure bij een aanwijzing massaal bezwaar uiteen. De inhoud van de collectieve uitspraak die na het arrest volgt, moet overeenstemmen met de rechterlijke beslissing in de proefprocedure(s). Een collectieve uitspraak kan geen betrekking hebben op kwesties die nog een nadere beoordeling vereisen van de omstandigheden van het individuele geval. Tegen een collectieve uitspraak is geen beroep in te stellen. De inspecteur die in de proefprocedure geheel of gedeeltelijk ongelijk heeft gekregen, moet teruggaaf verlenen van de te veel betaalde belasting. Het besluit van de inspecteur over zo’n teruggaaf is niet voor bezwaar (en beroep) vatbaar. Dit geldt alleen voor gevallen waarin de inspecteur een besluit neemt over de – cijfermatig uitgewerkte – gevolgen die voortvloeien:
- uit het antwoord van de belastingrechter op de aangewezen rechtsvraag (en eventuele samenhangende kwesties); en
- uit het antwoord op een vervolgvraag die noodzakelijkerwijs voortvloeit uit het antwoord op de aangewezen rechtsvraag. Bevat een bezwaar dat onder een aanwijzing massaal bezwaar valt, ook kwesties waarvoor die aanwijzing niet geldt? Dan moet de inspecteur op die andere kwesties beslissen bij een individuele uitspraak. Tegen die individuele uitspraak kan men wel beroep instellen bij de belastingrechter.
Vraag over privégebruik
In dit geval is het beroep terecht ontvankelijk verklaard, aldus de Hoge Raad. De vraag of het woon-werkverkeer van de werknemers als privégebruik van de ter beschikking gestelde auto kwalificeert, was namelijk niet aangewezen voor massaal bezwaar. De Hoge Raad heeft op deze vraag dan ook geen antwoord gegeven. Ook in de collectieve uitspraak op bezwaar valt geen antwoord op die vraag te lezen. Hetzelfde geldt voor de vraag of ook een deel van de vaste leasekosten moet worden toegerekend aan het privégebruik van de auto’s.
Op het punt waarop de inspecteur in de arresten van 21 april 2017 in het ongelijk is gesteld, was per afzonderlijk geval nog een cijfermatige uitwerking nodig. Zo’n uitwerking vraagt om een nadere beoordeling van de omstandigheden van het desbetreffende geval. Een dergelijke uitwerking leent zich niet voor een collectieve uitspraak. De inspecteur had dan ook bij individuele uitspraak op bezwaar over de door de FE genoemde kwesties moeten beslissen. Dat heeft hij geweigerd. Daartegen staat beroep open bij de belastingrechter.
Woon-werkverkeer is privégebruik
De klachten van de FE over de inhoudelijke geschilpunten falen ook. Het woon-werkverkeer van de werknemers moet men als privégebruik van de auto’s aanmerken. Verder maken niet alleen de variabele uitgaven, maar ook de vaste leasekosten deel uit van de maatstaf van de heffing. De Hoge Raad verklaart daarom de cassatieberoepen ongegrond.
Wet: art. 25c, 25d, 25e en 25f AWR en art. 4, tweede lid Wet OB 1968
Bron: Hoge Raad 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1094, 20/02469
Dit artikel verscheen eerder op Taxence.nl