Een uit het ambt gezette notaris komt niet meer in aanmerking voor een reguliere benoeming tot notaris. De enige manier om terug te keren in het vak is een toegewezen ‘gratieverzoek’. Dat heeft de rechtbank Den Haag onlangs bepaald. Daarmee is het voor notarissen moeilijker om terug te keren dan voor advocaten, maar dat is gerechtvaardigd door de ‘bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel’.
De notaris werd in januari 2011 door het gerechtshof Amsterdam uit het ambt gezet. Een maandje later vond hij het wel genoeg geweest, en diende hij bij staatssecretaris een verzoek in om tot notaris te worden benoemd. Het betrof een regulier verzoek dat ‘voldeed aan alle destijds geldende voorwaarden om te kunnen worden benoemd tot notaris’.
De rechtbank Den Haag constateert aan de hand van de parlementaire geschiedenis dat het niet is uitgesloten dat een uit de beroepsgroep verwijderde notaris terugkeert. Een reguliere benoeming tot notaris is echter uitgesloten. ‘Reguliere benoeming tot notaris na ontzetting uit het ambt is onverenigbaar met het doel en de strekking van de benoembaarheidseisen en het tuchtrecht en de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel en past niet in de systematiek van de Wet op het notarisambt (oud),’ aldus de rechtbank.
De enige manier om terug te keren is een gratieverzoek op de voet van artikel 109 Wna (oud), aldus de rechtbank. De minister beslist over een dergelijk verzoek met een koninklijk besluit, nadat hij advies heeft ingewonnen van de kamer voor het notariaat of het gerechtshof Amsterdam die de maatregel heeft opgelegd.
Dat dit bij advocaten anders ligt – die kunnen te allen tijde een poging doen om zich opnieuw in te laten schrijven – maakt dit niet anders, aldus de rechtbank.