Het kabinet heeft ingestemd met een wetsvoorstel dat een tuchtrechter direct kan ingrijpen indien er bij advocaten ernstige vermoedens bestaan dat zij beroepsmatig ontsporen of dreigen te ontsporen.
Het doel van het wetsvoorstel is dat de advocaat tijdens een tuchtrechtelijke procedure zijn praktijk niet kan voortzetten. De Advocatenwet wordt hiervoor aangepast. Vooralsnog ligt het wetsvoorstel voor advies bij de Raad van State en zal het pas openbaar worden gemaakt als het bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
In de Advocatenwet komt een spoedvoorziening voor gevallen waar het vermoeden is gerezen dat de advocaat het in de Advocatenwet beschreven, beschermd belang ernstig schaadt of dreigt te schaden. Het moet hierbij gaan om gevallen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig, of in de kwaliteit van de advocatuur ernstig in gedrang is. Te denken valt aan de situatie dat een advocaat banden onderhoudt met criminele organisaties of misbruik maakt van zijn wettelijke privileges. De situatie moet zodanig zijn dat deze onmiddellijk ingrijpen vergt.
Om in te kunnen grijpen moet er een klacht zijn ingediend tegen de advocaat of er moet sprake zijn van bezwaren tegen de advocaat waarvan de deken ambtshalve op de hoogte is geraakt. De beoordeling ligt in eerste instantie bij de deken en vervolgens bij de raad van discipline. Behalve schorsing in de uitoefening van de praktijk kan ook een voorlopige voorziening met betrekking tot de praktijkuitoefening worden getroffen. Daarbij kan worden gedacht aan de mogelijkheid dat de betrokken advocaat zijn werkzaamheden tijdelijk onder het toezicht van een andere advocaat verricht of dat bepaalde dossiers aan een andere advocaat worden overgedragen.