Het boek De Urenfabriek van Fleur Brockhus gaat over het hectische leven van een advocaatstagiaire op de Zuidas. Zelf stopte Brockhus na twee jaar met haar stage bij Stibbe en zei de advocatuur definitief gedag. Advocatie interviewde de schrijfster. Met haar boek wil Brockhus Zuidassers – en dan vooral de partners daar – een spiegel voorhouden: “Het gaat me aan het hart dat mensen met talent binnenkomen op zo’n kantoor en doodongelukkig weggaan.”
Door Sanne van Brunschot
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: hoe ging dat, toen je stopte met je advocaatstage?
“Ik was vol enthousiasme en ambitie begonnen. De glamour van zo’n groot kantoor en de top, de interessante zaken en de intelligente mensen, daar wilde ik graag bijhoren. Ergens in mijn achterhoofd had ik wel een stemmetje dat zei: is dit echt iets voor jou? Maar ik dacht: ik ga ervoor. De stage van drie jaar moet lukken en daarna zien we wel. Toen ik begon wilde ik er alles uithalen en partner worden. Maar op een gegeven moment merkte ik dat het gewoon niks voor mij was, die manier van werken. Dat je weinig waardering krijgt, weinig begeleiding, dat het niet altijd over de inhoud gaat. De hiërarchie die er geldt, dat je je plaats moet weten. Ik dacht: ik wil helemaal geen Mini-Me worden van degene voor wie ik werk. Ik wil gewoon mezelf zijn en blijven. Ik had het gevoel dat ik altijd maar mijn mond moest houden. Daar werd ik niet gelukkig van. Achteraf gezien paste een kleiner kantoor waarschijnlijk beter bij mij, maar na die twee jaar heb ik niet nog bij een ander kantoor gesolliciteerd. Ik wilde baas zijn over mijn eigen uren en creatief bezig zijn.”
Wist je wel dat de Zuidas zo zou zijn, met de werkdruk en de bedrijfscultuur?
“Het kwam wel een beetje als een verrassing. Ik had ook stage gelopen bij een advocatenkantoor in New York en daar was de sfeer heel leuk. Dat was een kleine dependance van een kantoor in Nederland. Het was er allemaal persoonlijker. Toen ik bij Stibbe begon was het anders. Ik had het heel leuk gehad tijdens de Masterclass, ook in New York. Ik dacht: met die work life balance zit het wel goed. Het is hard werken, maar ook hard genieten. Iedereen was heel relaxed. Je werd er als een vorst binnengehaald. Maar na de Masterclass was het: als een slaaf aan de slag. Dat viel tegen.”
Had je niet nog even willen doorbijten, tot het einde van de stageperiode?
“Ik vond dat ik na twee jaar genoeg had doorgebeten. Ik ben tussendoor nog wel gewisseld van rechtspraktijk, maar toen dat ook niet beter werd, wist ik dat ik hiervoor niet in de wieg ben gelegd. In elk geval niet voor een groot kantoor.”
Heb je het leven van een advocaatstagiaire in je boek wat aangedikt?
“Nou, ik denk dat het gevoel dat je op de Zuidas hebt wel klopt. Mensen die het boek hebben gelezen – of alleen de eerste twintig pagina’s op TenPages.com, waar ik mijn manuscript geplaatst had – zeiden: ‘Dat is precies wat ik ook heb gevoeld.’ Dat je zo in het diepe wordt gegooid en niet weet wat je plek is of iets kan vragen. Op de een of andere manier is die sfeer vaak zo. Overigens is dat niet alleen typisch voor grote advocatenkantoren, ik krijg vergelijkbare reacties van vriendinnen werkzaam in de medische wereld of grote bedrijven. Natuurlijk heb ik dingen verzonnen en aangedikt, maar mensen vinden het herkenbaar.”
Zitten er personages in je boek die je hebt gebaseerd op mensen uit die tijd?
“Er zijn altijd mensen die zichzelf of een ander denken te herkennen in een persoon en dat moeten ze maar denken. Ik ben ook absoluut niet de hoofdpersoon Felice Jansen. Ik kan vrij zenuwachtig zijn, maar ben absoluut niet zo neurotisch als zij. Mijn boek is een mix van verhalen van mensen die op allerlei kantoren werken. Maar het is fictie; ik heb een draai gegeven aan die verhalen.”
Is dit boek voor jou een manier om je frustratie te uiten?
“Nou, ik wilde vooral iets doen, bijdragen aan verandering van de manier waarop het op de Zuidas gaat. Het gaat me aan het hart dat mensen met talent binnenkomen op zo’n kantoor en ongelukkig weggaan. Ik hoop dat mensen gaan nadenken: waarom doen we het op die manier, kan het niet anders? En ook: hoe kunnen we vrouwen aan de top krijgen? Dat vind ik ook belangrijk. Er lopen maar weinig vrouwelijke partners rond. Vrouwen kunnen elkaar helpen om die top te bereiken. Ik zou het heel interessant vinden om de discussie aan te gaan en mee te denken over hoe we de positie van vrouwen bij advocatenkantoren en in het bedrijfsleven kunnen verbeteren. Voor mij is mijn boek juist een positieve manier om met mijn ervaringen bij de Zuidas om te gaan. Partners een spiegel voorhouden, stagiaires een steuntje in de rug geven, studenten voorlichten, opening voor discussie, dat is het.”
Dus geen wraak of jaloezie?
“Nee totaal niet. Kijk, natuurlijk zit er een knipoog in. Ik hoop dat iedereen vooral hard om zichzelf kan lachen als hij het leest. En ik denk dat veel mensen daar wel gelukkig en op hun plaats zijn. Dat het werk voor hen wel geschikt is. En ik hoop voor iedereen die daar begint ook. Als je een vakidioot bent, het werk heel leuk vindt, heel hard wil werken, een dikke olifantenhuid hebt en niet te veel waarde hecht aan je hobby’s en privéleven, dan is het gewoon een mooie baan met een goed salaris. Ik hoop alleen dat mensen weten waar ze aan beginnen. Ik had het boek graag zelf willen lezen voordat ik begon. Ik vind dat je een reëel beeld moet scheppen van hoe het is, anders raak je gedesillusioneerd als je gaat werken bij een groot kantoor. Ik vind het zo zonde dat mensen na drie jaar of korter uitvallen. Ik heb veel vrienden gemaakt tijdens de stage en daarvan werken er nu nog maar een paar bij Stibbe. En dat geldt ook voor vrienden bij andere kantoren. Ze willen niet op die manier werken.”
Denk je dat het iets is van de huidige starter, dat die deze cultuur niet meer pikt?
“Ja, ik zie het om me heen. Ik zie mensen die uitgeblust, opgebrand raken. Mensen die hun hobby belangrijk vinden, hun gezin, hun sociale leven. Geld en status wordt minder belangrijk gevonden. Het gaat er tegenwoordig echt om dat je doet wat je leuk vindt en waar je je fijn bij voelt. Dat je leuke collega’s hebt. Dat heel hiërarchische is ouderwets. En dat je nooit eens een compliment krijgt… Waarom kunnen ze mensen niet op een positieve manier stimuleren? Ik denk dat je juist heel veel kunt leren van de jongere generatie en kunt luisteren naar hun ideeën. Maar daarvoor is heel weinig ruimte op die kantoren.”
Hoe zijn de reacties op je boek tot nu toe?
“Mensen – ook mensen die ik ken van mijn tijd daar – zeggen dat ze het leuk, grappig en stoer vinden. Ze herkennen hun eigen gevoel in mijn boek en kunnen er wel om kunnen lachen.”
Christiaan Alberdingk Thijm van SOLV Advocaten heeft onlangs ook een boek uitgebracht over het leven op de Zuidas. Baal je daarvan?
“Nee. Het is toch weer heel anders. Ik heb het bewust niet gelezen, omdat ik mijn eigen ding wilde doen. Maar hij is een man en schrijft ook over een man en ik heb begrepen dat het meer een crimi-achtig boek is. Ik denk dat het elkaar absoluut niet bijt. Ik vind het alleen maar leuk dat het thema leeft.”
Tot slot: wat zou je willen zeggen tegen de Zuidassers die dit lezen?
“Kijk als partner gewoon eens hoe het anders kan. Bedenk hoe je het zelf vond om te beginnen. Hoe speel je het zelf, hoe kun je mensen op een positieve manier stimuleren. Vraag een stagiair eens wat hij van iets vindt en verplaats je in een ander. Tegen vrouwen zou ik zeggen: bundel je krachten, hup, ga naar de top en help elkaar niet naar beneden, dat is zo zonde. En tegen stagiaires: Hou vol. Of juist niet, als je ongelukkig bent. Jij bent niet gek.”
De Urenfabriek, The House of Books.
De eerste twintig pagina’s zijn te lezen via TenPages.com.