Een advocaat uit het ressort Arnhem-Leeuwarden die tijdens zijn schorsing toch werkzaamheden als curator verrichtte en wiens kantoor al langere tijd niet verzekerd bleek, is definitief van het tableau geschrapt. Het Hof van Discipline heeft de uitspraak van de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden uit oktober vorig jaar bekrachtigd, zo blijkt uit een recente uitspraak die dit weekend is gepubliceerd.
In het najaar van 2013 bezochten de deken en de Unit Financieel Toezicht Advocatuur het kantoor van de advocaat wegens zorgen ‘op financieel en gedragsrechtelijke vlak’. In november 2013 werd hem een schorsing van drie maanden opgelegd, die op 20 januari 2014 in zou gaan. Tijdens een kantoorbezoek vlak voor de ingangsdatum bleek de advocaat nog geen enkele voorbereiding te hebben getroffen om zijn schorsingsperiode kenbaar te maken aan cliënten of om dossiers over te dragen.
Na het ingaan van de schorsing ontving de deken meerdere signalen dat de advocaat zich niet hield aan de schorsingsvoorwaarden en dat er toevoegingen van de Raad voor de Rechtsbijstand op de derdengeldenrekening werden gestort. Verzoeken van de deken om opheldering hierover bleven onbeantwoord. In maart volgden gesprekken met de advocaat over de slechte afwikkeling van een faillissement waarbij hij was betrokken als curator en over zijn eigen benarde financiële situatie.
Een klacht van een cliënte was vervolgens aanleiding om hem voor onbepaalde tijd te schorsen, waarna de advocaat zich enige tijd later zelf al van het tableau liet schrappen. Zijn kantoor werd failliet verklaard. Achteraf bleek dat zijn kantoor al sinds januari 2013 niet meer verzekerd was tegen beroepsaansprakelijkheid nadat de premie al langere tijd niet meer was betaald. Eén cliënt had tevergeefs een beroep gedaan op de verzekering.
Ondanks dat hij zichzelf al had laten schrappen, verzocht de advocaat het hof om het besluit van de Raad van Discipline te vernietigen. Zo ernstig waren zijn overtredingen immers niet, vond hij: er waren geen belangen van cliënten geschaad. Het hof gaat hier niet in mee: bewijs dat de advocaat slechts één van zijn 86 cliënten niet had ingelicht over zijn schorsing ontbreekt, terwijl zijn kantoorgenoten niet alle zaken wilden overnemen zodat niet al het werk werd overgedragen.
Daarnaast staat vast dat hij gedurende zijn schorsing in zijn rol van curator correspondeerde met het Ministerie van Financiën over een faillissement uit 2008, werkzaamheden die hij aan zijn kantoorgenoten had moeten overlaten. En de beroepsaansprakelijkheidsverzekering? De verweerder erkent dat hij de premie sinds januari 2013 niet meer had betaald, maar dit ontdekte hij naar eigen zeggen pas in juni 2014, ook al waren er al meerdere aanmaningen binnengekomen. Het hof ‘beschouwt deze omissie als zeer ernstig’.
Uit dit alles vloeit voort dat het hof net als de raad alle dekenbezwaren gegrond acht. Als gevolg van de diverse tuchtrechtelijke maatregelen die sinds 2012 aan de advocaat werden opgelegd, kan de maatregel in deze kwestie zodoende alleen maar schrapping van het tableau zijn. “De eerder aan verweerder opgelegde maatregelen hebben blijkens de hiervoor besproken dekenbezwaren kennelijk niet tot gevolg gehad dat er iets verbeterde in de praktijkvoering van verweerder.”