Vorige week heeft het gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan over officieren van justitie die het verschoningsrecht van Stibbe-advocaten hebben geschonden in de zaak rondom vermogensbeheerder Box Consultants. Strafrechtelijk te vervolgen, vindt het hof, ware het niet dat de officieren immuniteit genieten.
De kwestie speelt in een strafzaak rondom vermogensbeheerder Box Consultants uit Waalre, dat al jaren verdacht wordt van fraude. Begin vorig jaar spande Stibbe een kort geding aan tegen de Staat vanwege duizenden schendingen van het verschoningsrecht door het OM en de FIOD. Bij een inval bij Box hadden zij twee miljoen e-mails verkregen, waaronder duizenden mails tussen Stibbe-advocaten en de vermogensbeheerder.
Zoveelste terechtwijzing
Reeds in maart 2022 stelde de voorzieningenrechter in Den Bosch Stibbe goeddeels in het gelijk: het OM had de mails inderdaad niet vertrouwelijk behandeld. Ook vorige maand werd het OM nog bekritiseerd in een rechtszaak vanwege deze omstreden handelswijze. De nieuwe uitspraak van het gerechtshof in Den Haag is kortom de zoveelste terechtwijzing aan het adres van het OM.
De aanleiding voor de Haagse uitspraak is dat Stibbe-advocaten eisten dat de verantwoordelijke medewerkers van het Openbaar Ministerie strafrechtelijk worden vervolgd. Het Haagse hof is uiteindelijk van mening dat het OM door de bewuste e-mailcommunicatie te gebruiken ‘willens en wetens bewust de kans heeft aanvaard dat zij daarmee de op hen rustende en uit hun ambt voortvloeiende plicht tot geheimhouding zouden schenden.’
Het hof oordeelt daarnaast dat er ‘voldoende aanknopingspunten zijn voor vervolging’; dit vanwege overtreding van artikel 272 in het Wetboek van Strafrecht. Op deze overtreding van geheimschennis staat maximaal een jaar gevangenisstraf of een maximale geldboete van 22,5 duizend euro.
Immuniteit
Toch zal niet overgegaan worden tot vervolging omdat officieren van justitie immuniteit genieten. De rechter: ‘Het openbaar ministerie is als onderdeel van de rechterlijke macht aan te merken als een onderdeel van de Staat en deelt als zodanig in de strafrechtelijke immuniteit van de Staat. Strafrechtelijke vervolging van beklaagden moet dan ook afstuiten op de immuniteit voor strafrechtelijke vervolging van de Staat.’
Daarnaast is het gerechtshof van mening dat – naast immuniteit – strafrechtelijke vervolging van de betrokken officieren van justitie ‘niet opportuun’ is. ‘Beklaagden hebben als ambtenaren van het openbaar ministerie opgetreden en van eigenmachtig handelen is niet gebleken. De vermoedelijke schending van de geheimhouder-verplichting heeft plaatsgevonden binnen de context van de taakuitoefening van beklaagden als officier van justitie.’