Nederlandse advocaten mogen rechtsbijstand bieden aan gesanctioneerde Russische cliënten, maar voor uitbetaling uit door sancties ‘bevroren’ middelen is ontheffing van het ministerie van Financiën nodig. Dat concludeert de Amsterdamse deken Evert Jan Henrichs op grond van twee concrete gevallen.
Henrichs trekt zijn conclusies op basis van de stellingname van het ministerie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) in deze twee casussen. ‘Inmiddels kan ik melden dat mij twee gevallen bekend zijn waarin (uit naam van BHOS) is aangegeven dat in die concrete gevallen de rechtsbijstand aan een gesanctioneerde partij niet onder de EU-sanctieverordeningen valt,’ schrijft de deken op de website van de Amsterdamse Orde.
Eind mei klom Henrichs ook al in de pen. Het was toen onduidelijk of advocaten met Russische cliënten zelf ook door de sancties getroffen konden worden. Dit nadat de Europese Commissie stelde dat juridische dienstverlening – een grondrecht – aan een onder sancties gestelde partij onder omstandigheden kan worden beschouwd als ‘een verboden vorm van het ter beschikking stellen van economische middelen’.
Geen toestemming vereist
In de twee concrete situaties bepaalde BHOS echter dat rechtsbijstand door advocaten niet valt onder de relevante EU-sanctieverordeningen, zolang het juridische bijstand betreft ten behoeve van het bepalen of verdedigen van de rechtspositie van een gesanctioneerde (rechts)persoon. In deze gevallen gaat het om het grondrecht van een entiteit om zich in rechte bij te laten staan en is geen toestemming van BHOS vereist. Voor betaling van voorschotten en honorarium uit door sancties ‘bevroren’ middelen is wél ontheffing nodig, van het ministerie van Financiën.
Henrichs concludeert dat ‘juridische dienstverlening door advocaten an sich in een groot aantal gevallen niet wordt getroffen door de relevante wet- en regelgeving op het vlak van sancties’. Ook stelt hij dat de twee concrete gevallen verduidelijken dat BHOS zich bewust is van de bijzondere (rechtstatelijke) positie van de advocatuur, en dat het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) dezelfde lijn lijkt te volgen als BHOS – dat is onderbracht bij BZ.
Advies vragen
Op 22 juli heeft BZ het voorlopige standpunt ingenomen dat juridische bijstand in ieder geval in de genoemde gevallen is toegestaan. Wel maakt BZ de kanttekening dat deze stellingname nog ter toetsing is voorgelegd aan de Europese Commissie. Afhankelijk van de reactie van ‘Brussel’ zou het Nederlandse standpunt kunnen worden bijgesteld.
‘Ik kan niet beoordelen in hoeverre advocaten (volledig) kunnen vertrouwen op deze beslissingen en het (voorlopig) BZ-standpunt,’ stelt Henrichs tot slot. ‘Hier geldt mijns inziens dat waar nodig advies zou moeten worden gevraagd van een in sanctierecht gespecialiseerde advocaat.’