De Raad voor Rechtsbijstand kan haar beleid over de doelmatige besteding van extra uren ‘niet te streng en rigide toepassen’ en moet maatwerk leveren. Dat heeft de Rechtbank Amsterdam onlangs gesteld, nadat een verzoek van een advocaat tot de vergoeding van extra uren in een huurzaak was afgewezen.
De sociaal advocate stond een oudere Portugese dame van midden zeventig bij. Die dreigde door haar verhuurder Eigen Haard uit haar sociale huurwoning te worden gezet, omdat zij die woning al twee jaar niet als hoofdverblijf zou gebruiken. De advocate wendde zich tot de Raad voor Rechtsbijstand om extra uren vergoed te krijgen in de zaak, die volgens haar zo complex was dat het standaard aantal vergoedde uren (negen uur) niet volstond.
De raad wees het verzoek echter af, waarna de advocate een procedure bij de rechtbank startte tegen deze afwijzing. Een vergoeding van extra uren is immers mogelijk als zij meer dan 27 uur aan de zaak heeft gewerkt, en dat was ruimschoots het geval. Volgens haar urenoverzicht had ze veertig uur besteed aan de zaak, terwijl ze zeven uur vergoed had gekregen van de raad. De cliënte betaalde zelf twee uur als eigen bijdrage.
De rechtbank beaamt in een vonnis van half maart dat de huurzaak wel degelijk complex was, hoewel de Raad voor Rechtsbijstand dit heeft bestreden. Eerst probeerde de advocate om via verschillende wegen tot een minnelijke oplossing te komen met Eigen Haard. Pas toen dit niet lukte en Eigen Haard de ontruiming van de woning bleef vorderen, volgde er een juridische procedure bij de kantonrechter. De zaak werd schriftelijk behandeld – als gevolg van de coronapandemie –, waarna de kantonrechter uiteindelijk oordeelde tot ontbinding van de huurovereenkomst.
In het vonnis stelt de rechtbank dat de Raad voor Rechtsbijstand ‘in redelijkheid niet kon concluderen dat de huurrechtzaak die eiseres heeft behandeld, niet feitelijk complex is’. De omvangrijke correspondentie van de advocate onderschrijft de complexiteit. “Eiseres heeft veelvuldig gecorrespondeerd met Eigen Haard over de medische situatie van [cliënte] en zij heeft hierbij meerdere medische stukken moeten overleggen uit Portugal en deze moeten laten vertalen,” aldus de rechter. “Verder heeft eiseres onderzocht of er andere mogelijkheden waren voor eiseres om een nieuwe woning te krijgen als zij haar woning zou worden uitgezet.”
Zodoende kan de rechtbank de raad niet volgen in ‘het standpunt dat eiseres geen recht zou hebben op een vergoeding voor de 13 extra punten, die zij aan de zaak besteedde’. Bovendien haakt de rechter in op het rapport Andere Tijden uit 2017, over de puntentoekenning in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand en de vraag of vergoedingen nog wel aansluiten bij de huidige tijd. Sociaal advocaten besteden tegenwoordig gemiddeld meer uren aan geschillen dan in de jaren negentig, toen het huidige stelsel werd opgetuigd.
De rechtbank concludeert dan ook: “Uit het rapport Andere Tijden blijkt duidelijk dat het aantal punten dat het Besluit vergoedingen rechtsbijstand toekent in een huurrechtzaak zoals hier aan de orde, veel minder is dan het aantal uren dat gemiddeld aan zo’n zaak wordt besteed. Dit brengt met zich mee dat de Raad haar beleid over de doelmatige besteding van extra uren niet te streng en rigide kan toepassen. Het is belangrijk dat de Raad in huurrechtzaken waarin een aanvraag om extra uren wordt ingediend – anders dan zij in de onderhavige zaak deed – zorgvuldig bekijkt en maatwerk levert. Het kan niet zo zijn dat een te strikte toepassing van het beleid door de Raad (zonder zorgvuldig maatwerk) ertoe leidt dat huurrechtadvocaten hun doelmatig besteedde extra uren niet vergoed krijgen.”
Het beroep van de advocate wordt daarom gegrond verklaard; de Raad voor Rechtsbijstand moet binnen zes weken een nieuw besluit nemen over het al dan niet toekennen van de extra uren.