Een Rotterdamse rechter oordeelde onlangs dat de Beroepsopleiding Advocaten van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) onder de algemene scholingsplicht van werkgevers valt.
De zaak draaide om een advocatenkantoor dat, na het ontslag op staande voet van een advocaat-stagiair, de terugbetaling van de studiekosten voor de beroepsopleiding advocaten opeiste. Dit was gebaseerd op een studiekostenbeding in de arbeidsovereenkomst, waarin stond dat de verweerster ‘de studiekosten volledig aan [verweerster] moet terugbetalen als het dienstverband tijdens de opleiding wordt beëindigd wegens een dringende reden.’ De advocaat-stagiair betwistte de terugbetaling en verzocht de kantonrechter om een oordeel over de nietigheid van het studiekostenbeding.
De rechter stelde vast dat werkgevers volgens de wet verplicht zijn hun werknemers de kans te geven kosteloos de noodzakelijke scholing voor hun functie te volgen. Deze verplichting geldt met name voor scholing die op basis van de wet verplicht moet worden aangeboden. Een beding dat hiermee in strijd is, wordt als nietig beschouwd.
Uitzondering voor (beroeps)opleidingen
Er bestaat echter een uitzondering voor (beroeps)opleidingen die werknemers verplicht moeten volgen om een beroepskwalificatie te verkrijgen, behouden of vernieuwen. Het advocatenkantoor beriep zich op deze uitzondering, maar de kantonrechter oordeelde dat deze uitzondering niet van toepassing is op de beroepsopleiding advocaten.
De kantonrechter motiveerde dit besluit door te wijzen op het feit dat de Advocatenwet advocaat-stagiairs verplicht de beroepsopleiding te volgen, maar niet voorschrijft dat deze opleiding moet zijn afgerond voordat de werknemer als advocaat aan de slag kan gaan.
Lees hier de volledige uitspraak