De toeslagenaffaire dreunt nog steeds na in de rechtspraak. Ook wanneer dat gaat om ongerelateerde onderwerpen als een parkeerboete, zoals een naheffingsaanslag parkeerbelasting in de volksmond nog steeds heet. De rechtbank Oost-Brabant wil dat de wetgever ruimte biedt om maatwerk te leveren.
De aanleiding voor het verzoek van de rechtbank is de zaak van een man die in maart 2022 op bezoek gaat bij zijn vader in Den Bosch. Zijn vader denkt de parkeerkosten te betalen via een app, maar maakt daarbij een fout. Het gevolg is dat er niet wordt betaald voor het parkeren en de heffingsambtenaar van de gemeente een naheffingsaanslag oplegt.
Nadat de heffingsambtenaar zijn bezwaar hiertegen afwees, stapte de man naar de rechter. Hij vroeg om coulance, omdat uit de parkeerhistorie duidelijk valt op te maken dat de parkeerkosten altijd keurig worden betaald. De heffingsambtenaar heeft geen boodschap aan historie: er is geparkeerd, er is niet betaald en dus is er alle reden om een naheffingsaanslag op te leggen.
Prejudiciële vragen
De rechtbank Oost-Brabant kan niet anders dan de heffingsambtenaar gelijk geven. Maar de rechtbank ziet wel aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Kort samengevat wil de rechtbank weten of de belastingrechter de bevoegdheid heeft om uit coulance de kosten van de naheffing te matigen of zelfs op nihil te stellen.
De Hoge Raad zegt dat de huidige wet die ruimte niet biedt. Alleen in noodgevallen of als de automobilist te weinig tijd krijgt om te betalen bij een automaat of in een app, mag de rechter genade voor recht doen gelden. En dat is hier niet aan de orde.
Het zit de rechtbank niet lekker. De Tweede Kamer heeft na de toeslagenaffaire immers een motie aangenomen waarin is overwogen dat ‘de wetgever wetten zo moet formuleren dat een uitvoeringsorgaan altijd enige ruimte heeft om maatwerk te leveren, en de rechter voldoende rechtsbescherming kan bieden aan de burger’.
Signaal aan de wetgever
De rechtbank geeft daarom een signaal aan de wetgever en de hogere rechter. Wetgeving die de rechter verhindert om maatwerk te leveren kan allereerst het vertrouwen van de maatschappij in de rechtspraak ondermijnen. Als de rechtbank in een concreet geval namelijk geen maatwerk toepast waar dat op zich op zijn plaats is, kan dat worden gezien als een te starre houding van de rechter die daarmee te ver afstaat van de maatschappij. Dit terwijl de oorzaak van het niet kunnen bieden van maatwerk in dit geval niet bij de rechter ligt, maar in de wetgeving. Daarnaast kan deze wetgeving het vertrouwen van de maatschappij in de wet(gever) ondermijnen, aldus de rechtbank.
De rechtbank Oost-Brabant wijst er daarbij op dat de gemiddelde burger een naheffingsaanslag parkeerbelasting nog altijd als een boete ervaart. Dat dit al ruim dertig jaar geleden in de juridische constructie van het (fiscale) kostenverhaal is ondergebracht, verandert daar bar weinig aan. Dat roept volgens de rechtbank de vraag op of die constructie niet te veel losstaat van de werkelijkheid.
Rechtbank Oost-Brabant, 3 januari 2025 | ECLI:NL:RBOBR:2025:5