Het verzoek van het Openbaar Ministerie in 2019 aan de politie van Dubai om strafrechtadvocaten Nico Meijering en Leon van Kleef te observeren, is niet onrechtmatig. Dat heeft de rechtbank Amsterdam op 27 februari bepaald. Er zijn weliswaar fouten gemaakt in de Dubai-observatie, maar die zijn volgens de rechtbank niet zodanig ernstig dat er sprake is van een ‘fundamentele inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde’.
Meijering en Van Kleef reisden op 19 juni 2019 naar Dubai. Via een ‘liaison officer’ wordt door het Openbaar Ministerie aan de autoriteiten van Dubai verzocht om het duo te observeren. Er wordt gevraagd om een ‘regelmatige update’ van de ontwikkelingen in Dubai. Meijering en Van Kleef zijn na het aan het licht komen van de observatie woedend en spreken van een ‘losgeslagen opsporings- en vervolgingsapparaat’.
Het verzoek is volgens de rechtbank niet gedaan in het kader van het onderzoek Marengo (de zaak tegen Ridouan Taghi en zijn bende), maar in het kader van een ander onderzoek. De observatie heeft plaatsgevonden in het kader van de opsporing en aanhouding van een medeverdachte, maar niet Taghi zelf. En dat is van belang, stelt de rechtbank. Indien al een verzuim kan worden vastgesteld, dan is dat ‘buiten het verband van het voorbereidend onderzoek’ naar Thagi, en is artikel 359a Sv – dat ziet op het verbinden van gevolgen aan verzuimen in het voorbereidend onderzoek – niet van toepassing, aldus de rechtbank.
Dat betekent niet dat alles goed is verlopen. Zo had de officier van justitie een bevel tot observatie moeten geven. ‘Het ontbreken daarvan is een vormverzuim, maar het betreft geen onherstelbaar vormverzuim waaraan de rechter gevolgen kan verbinden,’ stelt de rechtbank.
Bijzondere positie
De hoedanigheid van advocaat staat er niet aan in de weg dat een advocaat onderwerp van politieonderzoek kan worden. Maar, stelt de rechtbank: ‘Zij hebben echter – gezien hun verschoningsrecht en het grote maatschappelijke belang van dat verschoningsrecht – wel een bijzondere positie, die maakt dat het Openbaar Ministerie zeer omzichtig te werk moet gaan als een advocaat op enigerlei wijze in een strafrechtelijk onderzoek wordt betrokken.’
In het licht van de opsporing en aanhouding van de medeverdachte acht de rechtbank het echter niet onbegrijpelijk dat het verzoek tot observatie is gedaan. ‘Door het enkel observeren van ontmoetingen die advocaten hebben in de publieke ruimte komt hun verschoningsrecht niet onmiddellijk in het gedrang. Anders dan de verdediging (…) meent volgt uit de beslissing tot de Dubai-observatie niet dat het Openbaar Ministerie – al dan niet uit kwade wil – de pijlen op de advocatuur richt.’
‘Buitengewoon risicovol’
Daarnaast geldt dat het verzoek aan de Dubai Police om tijdens een ontmoeting een onbekende man (met bril en pet) aan te houden – terwijl de advocaten nog aanwezig waren – ‘kennelijk als impulsieve reactie, die terugkijkend buitengewoon risicovol was’. Voor de advocaten had ter plekke een gevaarlijke situatie kunnen ontstaan, en bovendien ‘kan bij iemand die zich al geruime tijd schuilhoudt en die in een dergelijke situatie wordt aangehouden, of bij zijn entourage, (ten onrechte) het idee postvatten dat de advocaten iets met deze aanhouding van doen hebben’, schrijft de rechtbank.
De gevolgen van deze onregelmatigheden ‘dienen echter te worden gerelativeerd’. ‘De Dubai Police heeft alleen de eerder genoemde twee ontmoetingen in de hal van het hotel aan de Nederlandse politie gemeld. Er zijn volgens de rechtbank ‘geen aanwijzingen’ dat de politie van Dubai met hun observaties verder in het privéleven van Meijering en Van Kleeft zijn doorgedrongen.
Ook geldt dat de Dubai Police zelf heeft besloten om de man met een bril en een pet niet aan te houden, waardoor de hiervoor geschetste mogelijke veiligheidsrisico’s voor Meijering en Van Kleef ‘zich uiteindelijk niet hebben voorgedaan.’
Klik hier voor de uitspraak