Vijftien in-house advocaten van Shell worden door de rechtbank Rotterdam niet aangemerkt als geheimhouders. Zij kunnen zich zodoende niet beroepen op het verschoningsrecht. Dit blijkt uit een eind vorige week gepubliceerde tussenbeslissing van de rechter-commissaris van 7 oktober.
Het Openbaar Ministerie wil Shell vervolgen voor vermeende omkoping bij de exploitatie van een olieveld voor de kust van Nigeria. Medewerkers van Shell worden ervan verdacht voor honderden miljoenen aan steekpenningen te hebben uitbetaald aan bestuurders van het Afrikaanse land. Vooralsnog is het onderzoek vertraagd door de discussie over de reikwijdte van het beroepsgeheim van de advocaten in dienst van Shell.
De officier van justitie stelt middels vijftien vorderingen dat bepaalde gegevens – in 2016 in beslag genomen tijdens een doorzoeking bij Shell – niet onder het verschoningsrecht vallen van vijftien in-house lawyers in dienst van de oliemaatschappij. Het betreft onder meer communicatie inzake het olieveld van en tussen vijftien in-house advocaten, werkzaam in Nederland, Nigeria en Groot-Brittannië.
Hen komt geen verschoningsrecht toe, aldus de officier: ze staan om te beginnen niet ingeschreven op het tableau van de Nederlandse Orde van Advocaten. Maar ook zijn zij ‘niet gebonden aan het Nederlandse advocatentuchtrecht en is Shell als werkgever niet gebonden aan het professioneel statuut voor de advocaat in dienstbetrekking, omdat dit niet is ondertekend.’
Shell gaat hier bij de rechter-commissaris tegenin: de in-house advocaten zijn wel degelijk ingeschreven. Naar het recht van de jurisdictie waar zij bij de balie zijn ingeschreven kwalificeren zij als advocaat […] en is communicatie met hen als advocaat en Shell als cliënt verschoningsgerechtigd’.
Advocatenwet
De rechter-commissaris weegt in zijn besluit het dienstverband van de Shell-juristen af aan alle relevante artikelen in de Advocatenwet en komt tot de slotsom dat de vijftien in-house advocaten in dit geval niet als geheimhouder kunnen worden aangemerkt. Een advocaat kan namelijk alleen onafhankelijk in dienstbetrekking werken als zowel werkgever als advocaat een zogenoemd professioneel statuut hebben ondertekend, zodat de onafhankelijke positie van de advocaat in dienstverband is gewaarborgd.
Volgens artikel 16f van de Advocatenwet moeten de in-house lawyers die bij Shell in Nederland werkzaam zijn, worden aangemerkt als ‘bezoekende advocaten’. Hierdoor zijn zij verbonden aan de verordeningen van de Nederlandse Orde van Advocaten. ‘Hieruit vloeit de verplichting voort om het professioneel statuut te ondertekenen, om de onafhankelijkheid van de advocaat te waarborgen en om ervoor te zorgen dat de advocaat zich onbelemmerd kan houden aan de beroeps- en gedragsregels van de advocatuur,’ redeneert de rechtbank Rotterdam.
Onafhankelijkheid in het gedrang
En zulke professionele statuten zijn nooit door Shell overlegd, constateert de rechter, zodat de waarborg voor een onafhankelijke praktijkuitoefening ontbreekt. Bovendien heeft Shell ‘niet op andere wijze aannemelijk gemaakt dat zij zich tegenover de bij haar werkzame advocaten heeft verbonden de onafhankelijke praktijkuitoefening te eerbiedigen en de ongestoorde naleving van de beroeps- en gedragsregels voor de advocatuur te bevorderen. Er zijn eerder aanwijzingen voor het tegendeel nu het hoofd van het Legal Department deel uitmaakt van het Executive Committee en daarmee medeverantwoordelijk is voor de algemene gang van zaken binnen Shell.’
Zodoende komt de onafhankelijke positie van het Legal Department in het gedrang, concludeert de rechter, en daarmee die van de binnen het Legal Department werkzame buitenlandse inhouse lawyers. En als de onafhankelijkheid van de juristen onvoldoende is gewaarborgd, kunnen zij kortom niet worden aangemerkt als geheimhouders die een beroep kunnen doen op hun verschoningsrecht.
Deze conclusie sluit overigens ook weer niet uit dat de betreffende gegevens alsnog onder een afgeleid verschoningsrecht vallen, mochten de door deze beslissing getroffen juristen met externe geheimhouders hebben gecommuniceerd. Hierover moet de rechtbank nog nader beslissen.
Het OM en de FIOD spraken eerder dit jaar hun ergernis uit over hoe advocaten van Shell het verschoningsrecht in deze fraudezaak enkel zouden inzetten als een ‘procedureel wapen’. Het is het OM een doorn in het oog hoe strafrechtelijke onderzoeken naar corruptie en andere fraudezaken enorme vertragingen op kunnen lopen vanwege discussies over de reikwijdte van het verschoningsrecht van betrokken advocaten.