Het verschoningsrecht komt toe aan de beroepsbeoefenaar als zodanig en niet aan het samenwerkingsverband waarvan die beroepsbeoefenaar deel uitmaakt. Dat heeft de rechtbank Oost-Brabant vrijdag beslist.
Het gaat in deze procedure om advocatenkantoor Greenberg Traurig, een voormalige werkgever van advocate Annette Mak. Het OM verdenkt haar van (gewoonte)witwassen, valsheid in geschrifte, oplichting en deelname aan de criminele organisatie van de broers Michel en Maurice G. en hun zakenpartner Stijn F., die illegale goksites zouden exploiteren. Via de sites zou ruim 100 miljoen euro aan drugsgeld zijn witgewassen. In het kader van het onderzoek tegen Mak zijn documenten in beslag genomen bij Greenberg Traurig.
Greenberg Traurig is bij monde van raadsman Jurjan Geertsma van oordeel dat de inbeslagname in strijd is met het verschoningsrecht, dat ook zou toekomen aan het collectief van advocaten van klaagster Greenberg Traurig. ‘De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster als beslagene, geheimhouder en als bewaker van het beroepsgeheim een beroep op het verschoningsrecht toekomt. De raadsman vindt dat klaagster in het beklag ontvankelijk dient te worden verklaard, dat haar argumenten inhoudelijk en integraal beoordeeld dienen te worden en dat geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarvoor het verschoningsrecht dient te wijken.’
De rechtbank gaat daar niet in mee. ‘Het is enkel aan de verschoningsgerechtigde zelf (…) om – op de wijze zoals haar goeddunkt – op te komen voor het gestelde verschoningsrecht. In deze situatie is geen ruimte voor een tweede partij – in dit geval klaagster – om eveneens op te komen voor dit verschoningsrecht,’ aldus de rechtbank.
Ook Mak zelf kwam in het geweer tegen de inbeslagname van de documenten, maar kreeg in april van dit jaar nul op het rekest.