Raadsheer Duco Oranje is afgelopen week met succes gewraakt omdat hij vorig jaar bij de Haagse wrakingskamer in strijd met de waarheid verklaarde over het einde van zijn loopbaan als advocaat bij Clifford Chance. Het wrakingsverzoek was afkomstig van Oekraïne, in de ‘Krimgoud-zaak’.
De wraking van raadsheer Oranje door de staat Oekraïne – bijgestaan door advocaten van Bergh Stoop & Sanders – vond plaats in het geschil in hoger beroep tussen de staat Oekraïne en vier musea op de Krim over de Krimschatten.
Het Allard Pierson Museum, dat is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam, had in 2013 meerdere kunstwerken in bruikleen gekregen, waaronder enkele eeuwenoude gouden voorwerpen. Toen in maart 2014 de Krim werd geannexeerd door Rusland, was het voor het museum onduidelijk aan welke regering het de kunstwerken moest retourneren. Zowel Oekraïne als Rusland eisen de kunstschatten nu al jaren op. In eerste aanleg bepaalde de rechter dat de kunstwerken naar Oekraïne moeten.
Raadsheer Oranje was tot ruim tien jaar geleden als Clifford Chance-advocaat betrokken bij de enorme zaak rond de gefailleerde Russische olie- en gasmaatschappij Yukos. Hij trad eerst op namens een groep banken, en vanaf 2007 namens drie investeerders in verband met de aankoop van aandelen in Yukos Finance via een Russische vennootschap.
Lezing van de Russische Federatie
In een eerder wrakingsverzoek van vorig jaar dat werd behandeld door de Haagse wrakingskamer, stelde Oekraïne zich op het standpunt dat Oranje destijds ‘de lezing van de Russissche Federatie’ heeft uitgedragen, en daarom in dit geschil over de kunstwerken niet onpartijdig zou kunnen oordelen. Bovendien zou hij toen nauw hebben samengewerkt met de advocaten die nu in het bovenliggende geschil de musea op de Krim bijstaan.
Deze wrakingspoging strandde, maar op basis van nieuwe informatie diende Oekraïne een tweede wrakingsverzoek in: Oranje zou hebben gelogen over het moment dat hij Clifford Chance verliet en zich niet meer met de Yukos-zaak bezighield. Hij verklaarde eind 2009 Clifford Chance te hebben verlaten, maar dit bleek medio 2010 zijn. Ook zou hij in strijd met de waarheid hebben verklaard over de mate van samenwerking met twee andere advocaten in die kwestie die nu de musea op de Krim bijstaan.
Liegen is een groot woord, aldus een beslissing van de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam van 28 oktober, maar Oranje heeft tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek van vorig jaar inderdaad verkeerde informatie verstrekt over het moment dat hij Clifford Chance verliet en over een vergadering in Parijs met andere betrokken advocaten die voor Rusland optraden, die hij persoonlijk voorbereidde.
Volgens de wrakingskamer heeft Oranje niet opzettelijk onwaarheden verteld, maar staat op basis van de nieuwe informatie inderdaad vast dat hij Clifford Chance niet in 2009, maar pas in 2010 verliet en toen de dossiers uit de Yukos-zaak overdroeg. ‘Zo is hij in juni 2010 nog als advocaat opgetreden in een aan de Yukos-zaken gelieerde kort-gedingprocedure.’ Niet eerder dan 1 september 2010 werd hij benoemd tot raadsheer-plaatsvervanger bij het gerechtshof. Oranje stelt zich te hebben vergist in de data en dat hij zich het kort geding niet meer herinnerde; het was immers een van de vele procedures in de omvangrijke Yukos-zaak.
Samenwerking niet louter incidenteel
Verder blijkt uit de nieuwe stukken dat Oranje nog in 2009 intensief had samengewerkt met de advocaten die nu de Krim-musea vertegenwoordigen. Die samenwerking kan ‘niet als louter incidenteel worden aangemerkt’, stelt de wrakingskamer van het hof. Oranje belegde namelijk zelf een bijeenkomst tussen betrokken advocaten in Parijs en bereidde deze grondig voor, zoals blijkt uit ruim tien jaar oude urenregistraties.
Zodoende komt de wrakingskamer van het hof tot de conclusie dat Oranje in 2019 de Haagse wrakingskamer ‘niet juist dan wel niet volledig’ heeft geïnformeerd. Uit de beslissing: ‘De wrakingskamer beseft dat het hier gaat om feiten en omstandigheden van minstens tien jaar geleden zodat de herinnering daaraan begrijpelijkerwijs niet altijd even scherp meer zal zijn. Daar staat tegenover dat de handelwijze van de raadsheer zich niet heeft beperkt tot een enkele onjuistheid, onvolledigheid of verspreking en dat die onjuistheden (ten dele) voor de raadsheer ook zelf eenvoudig te controleren waren. […] Alles bij elkaar is het teveel.’
Hierdoor heeft ‘de raadsheer het vertrouwen geschaad dat een partij mag stellen in de aan haar toegewezen rechter’, waardoor de schijn van partijdigheid gewekt kan worden. De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek dan ook toe, nog wel onderstrepend dat met deze beslissing niet is gezegd ‘dat de raadsheer in de Yukos-zaken direct of indirect het standpunt van de Russische Federatie heeft uitgedragen’.