De buitenlandse in-house advocaten van Shell, die in hun eigen land als advocaat een verschoningsrecht hebben, maar niet in Nederland hebben gewerkt, kunnen voor de Nederlandse rechter een beroep doen op hun verschoningsrecht in het strafrechtelijk onderzoek naar vermeende corruptie in Nigeria.
Tot deze conclusie is de raadkamer van de Rechtbank Rotterdam donderdag gekomen; toevallig de dag voordat het Gerechtshof in Den Haag op vrijdag Shell aansprakelijk heeft gesteld voor schade door olielekkages in Nigeria.
Hetzelfde geldt echter niet voor de buitenlandse advocaten die in de periode waarover het opsporingsonderzoek zich uitstrekt in Nederland hebben gewerkt, aldus de rechtbank. Zij kunnen zich daarom niet beroepen op hun verschoningsrecht. Vijftien Shell-advocaten hadden een beklag ingediend. Voor elf van hen is het beklag gegrond, zij kunnen zich beroepen op hun verschoningsrecht.
Onafhankelijkheid essentieel
Naar het oordeel van de raadkamer is onafhankelijkheid essentieel om als advocaat te kunnen werken, maar staat deze onafhankelijkheid onder druk als een advocaat in dienst is van het bedrijf dat hij vertegenwoordigt. Daarom moeten het bedrijf en in-house counsels in Nederland en naar Nederlands recht een professioneel statuut ondertekenen waarin staat hoe de onafhankelijkheid van de advocaat wordt gewaarborgd. Shell heeft dat wel met zijn Nederlandse advocaten gedaan, maar niet met de buitenlandse advocaten die in Nederland voor Shell hebben gewerkt in de periode dat het opsporingsonderzoek plaatsvond.
Anders dan Shell heeft gesteld, vindt de raadkamer dat het ondertekenen van zo’n statuut geen papieren formaliteit is, maar ‘wezenlijk voor de praktijkuitoefening van de advocaat in dienstbetrekking’. De desbetreffende advocaat kan pas als geheimhouder worden aangemerkt, als zo’n statuut is ondertekend en zo onderdeel is geworden van het dienstverband.
Er is volgens de raadkamer geen reden om buitenlandse (in-house) advocaten hier anders te behandelen dan Nederlandse advocaten. Nu de betreffende buitenlandse advocaten in Nederland hebben gewerkt aan de Shell-zaak en alhier niet als geheimhouder gelden, kunnen zij kortom geen beroep doen op het verschoningsrecht.
De verplichting tot ondertekening van het statuut geldt kortom niet voor de buitenlandse Shell-advocaat die tijdens de onderzoeksperiode enkel in het buitenland heeft gewerkt. ‘Het enkele feit dat hij in dienst is van een in Nederland gevestigd bedrijf is daarvoor onvoldoende. Hij behoudt een verschoningsrecht, indien en voor zover hij dat in dat land heeft.’ Door deze slotsommen verklaart de raadkamer uiteindelijk de klaagschriften van elf van de vijftien Shell-advocaten gegrond.
Corruptiezaak
Deze zaak vond plaats tegen de achtergrond van de grote corruptiezaak rondom de aankoop door Shell van een olieveld in Nigeria. In het opsporingsonderzoek hiernaar in 2016 werden onder meer diverse juridische documenten in beslag genomen. Die waren opgesteld door advocaten in dienst van (een dochtermaatschappij van) Shell.
Het energieconcern en de betreffende advocaten beriepen zich allen op hun verschoningsrecht en eisten teruggave van deze stukken. De rechter-commissaris van de Rechtbank Rotterdam oordeelde in oktober 2019 in een tussenbeslissing nog dat geen van de stukken onder het verschoningsrecht valt, en dat zij daarom niet hoefden te worden teruggegeven. Elf van de vijftien advocaten kunnen nu kortom alsnog om teruggave verzoeken.
Het OM en de FIOD spraken in 2019 nog hun ergernis uit over hoe advocaten van Shell het verschoningsrecht in deze fraudezaak enkel zouden hebben ingezet als een ‘procedureel wapen’, om strafrechtelijke onderzoeken naar corruptie en andere fraudezaken te vertragen met discussies over de reikwijdte van het verschoningsrecht.
Zaak Milieudefensie
Daags na de beslissing over het verschoningsrecht van de Shell-advocaten, heeft het Gerechtshof in Den Haag op vrijdag 29 januari bepaald dat een Nigeriaanse dochteronderneming van Shell aansprakelijk is voor de gevolgen van twee olielekkages in Nigeria. De al dertien jaar lopende zaak was aangespannen door Milieudefensie, namens vier Nigeriaanse boeren. Zij eisen een vergoeding voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de lekken in de periode 2004-2007. De hoogte van deze vergoeding moet nog worden bepaald in een schadestaatprocedure.
Klik hier voor de beschikking van de raadkamer