De Raad voor de Rechtspraak blijft bijzonder kritisch op de huidige plannen voor het staatstoezicht op de advocatuur. Na drie wijzigingen in het wetsvoorstel van staatssecretaris Teeven, gaan de bevoegdheden die Teeven een college van toezicht wil geven ‘nog steeds te ver’, aldus de raad in een nieuw advies aan de Tweede Kamer.
“Nu de derde nota van wijziging naar de mening van de Raad nog onvoldoende recht doet aan de bijzondere positie van de advocatuur in de rechtsstaat, ziet de Raad aanleiding om rechtstreeks aan de Tweede Kamer advies uit te brengen”, zo valt te lezen in de brief aan de Kamer.
Weliswaar zijn de mogelijkheid om één advocaat toe te laten in het college van toezicht en het feit dat de minister van Veiligheid en Justitie alleen vanwege zwaarwegende gronden een kandidaat voor het college mag weigeren, stappen vooruit in de voorgestelde wetswijziging, vindt de Raad. Daarnaast acht de raad de positionering van het college van toezicht ‘aanvaardbaar’, als zijn taak tenminste beperkt zou zijn tot het uitoefenen van toezicht op stelselniveau.
Het staat de Raad voor de Rechtspraak echter niet aan dat er in de vernieuwde wet nog steeds ruimte overblijft voor inmenging van het college met de feitelijke uitoefening van het toezicht door de dekens. Zo zou een college van toezicht bevoegd zijn om een deken algemene en specifieke aanwijzingen te geven en een deken voor te dragen voor schorsing of zelfs ‘ontheffing van zijn taakuitoefening.’ Het college heeft in zo’n geval de mogelijkheid om zelf nieuwe kandidaten aan te wijzen.
Ook kan het toezichtscollege volgens de derde nota van wijziging nog steeds de geheimhoudingsplicht van advocaten doorbreken, mocht dit noodzakelijk worden geacht. “Naar het oordeel van de Raad komt de derde nota van wijziging daarmee helaas niet, althans onvoldoende tegemoet aan de fundamentele bezwaren die zijn ingebracht tegen de bevoegdheden van het college van toezicht”, aldus het advies.