De Raad voor de rechtspraak heeft het kabinet laten weten zeer grote bezwaren te hebben tegen het zogenaamde tweestatusstelsel en de voorgenomen veranderingen in de verblijfsvergunningen. Beide maatregelen zullen leiden tot een forse verzwaring van de werklast voor de Rechtspraak.
Het tweestatusstelsel maakt onderscheid tussen asielzoekers met een vluchtelingenstatus en asielzoekers met lichtere subsidiaire bescherming. Ook het kabinet zelf lijkt zich geen illusies te maken over de gevolgen van dit tweestatusstelsel. In de Memorie van Toelichting staat dat naar verwachting 75 procent van de mensen die de lichtere bescherming krijgen, zullen doorprocederen. De vluchtelingenstatus geeft de asielzoekers namelijk meer rechten.
Lees ook: ‘Strenger asielbeleid zorgt voor meer en ingewikkelder procedures’
Volgens de Raad voor de rechtspraak is het waarschijnlijk dat de maatregel daarom eerder een verslechtering dan een verbetering zal zijn voor de doorlooptijden in de asielketen.
Verblijfsvergunningen
Ook het voorstel om de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd af te schaffen en het verkorten van de duur van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, baart de Raad zorgen. De Raad stelt dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) door de kortere duur van een tijdelijke vergunning vaker zal moeten oordelen over verlengingsaanvragen. Hierdoor zal ook het aantal intrekkingen van asielvergunningen stijgen en daarmee ook het aantal beroepen bij de rechter tegen zo’n beslissing.
Dit kan met name problematisch zijn als een land van herkomst veilig wordt verklaard en een groot aantal vergunningen in korte tijd tegelijkertijd wordt ingetrokken. aldus de Raad.
Adviseringstermijn
De Raad voor de rechtspraak kreeg van het ministerie slechts een week de tijd om met een advies te komen. Normaal gesproken werkt de Raad acht weken aan een wetgevingsadvies. Voor advisering over grote stelselherzieningen trekt de Raad vaak zelfs enige maanden uit. Dit is nodig om experts van de verschillende gerechten bij de advisering te kunnen betrekken.
De Raad is duidelijk niet te spreken over het feit hij deze “essentiële en wettelijk verplichte stap’ nu noodgedwongen over moest slaan”.