De deken is niet bevoegd om bestuursrechtelijk handhavend op te treden als een advocatenkantoor weigert een bedrag van de derdengeldenrekening naar over te maken. Dit heeft de Raad van State onlangs bepaald nadat de Amsterdamse deken een verzoek van een ondernemer om op te treden had afgewezen.
De failliete ondernemer is naar eigen zeggen al sinds 2013 verwikkeld in een reeks juridische procedures met zijn voormalige accountant en diens verzekeraar. Hij probeert een schadevergoeding ‘van miljoenen euro’s’ op hen te verhalen. In 2015 wordt er een voorschot van ruim 300.000 euro uitgekeerd, dat wordt gestort op de derdengeldenrekening van het advocatenkantoor van de accountant en de verzekeraar.
Het advocatenkantoor betaalt echter slechts de helft uit aan de ondernemer, terwijl de andere helft op de derdengeldenrekening blijft staan. Hij verzoekt de Amsterdamse deken om tegen het kantoor op te treden: het kantoor zou het resterende bedrag moeten uitbetalen en zich moeten terugtrekken als gemachtigde van zijn tegenstanders, omdat het kantoor over ‘geheime informatie’ over hem zou beschikken, waardoor het kantoor tegenstrijdige belangen heeft.
De deken stelt echter dat zo’n interventie niet tot zijn toezichthoudende bevoegdheden behoort en gaat daarom niet tot actie over. De ondernemer start een procedure tegen dit besluit, maar vangt uiteindelijk bot bij zowel de rechtbank als de Raad van State, blijkt uit een beslissing van 8 juli. De rechtbank oordeelde eerder dat er geen sprake is van een bestuursrechtelijke kwestie en verklaarde het bezwaar van de ondernemer niet-ontvankelijk.
De Raad van State bevestigt deze beslissing in hoger beroep, zowel op het punt van de vermeende tegenstrijdige belangen als het geld op de derdengeldenrekening. Over dat laatste stelt de Raad van State op basis van artikel 28 Advocatenwet: ‘De vraag wie in welke gevallen aanspraak kan maken op gelden die op de derdengeldenrekening staan, betreft niet de inrichting van de administratie van praktijkvoering. De deken is daarom niet bevoegd om bestuursrechtelijk handhavend op te treden tegen het niet overmaken van een bedrag van de derdengeldenrekening aan [appellant].’
Als het om interventie van de deken tegen tegenstrijdige belangen van advocaten gaat, bevat ‘de Voda daarvoor geen bestuursrechtelijk handhaafbare bepalingen die daarover gaan. De deken is dus ten aanzien van de gestelde tegenstrijdige belangen niet bevoegd om bestuursrechtelijk handhavend op te treden.’