Advocaten van Dirkzwager hebben zich niet bezondigd aan belangenverstrengeling of schending van hun geheimhoudingsplicht. Dit oordeelt de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden na een klacht van de Nijmeegse slachterij Hilckmann. Het bedrijf deed vanaf de jaren negentig enkele keren een beroep op Dirkzwager, om het kantoor in de afgelopen jaren tegenover zich te treffen in een geschil met de gemeente Nijmegen.
Eind 2015 kocht de gemeente Nijmegen Vleeshandel Hilckmann uit voor 21 miljoen euro om op de bedrijfslocatie ruimte te maken voor nieuwe woningen. Vlak nadat de deal was beklonken, maakte het bedrijf plotseling bekend te sluiten om ‘bedrijfseconomische redenen’. De gemeente vroeg zich af waar de miljoenen waren gebleven en stapte naar de rechter, met advocaten van Dirkzwager aan haar zijde. Die legden onder meer beslag op eigendommen en vorderingen van het bedrijf en de directie. In oktober 2017 oordeelde de rechter dat Hilckmann zeven miljoen euro moest terugbetalen aan de gemeente.
Op dat moment had Hilckmann al tuchtklachten tegen de betrokken advocaten van Dirkzwager en het kantoor als geheel ingediend. Omdat Dirkzwager in een verder verleden enkele keren het bedrijf had bijgestaan, onder meer in een aandeelhoudersconflict dat in 2007 tot een einde kwam, had het kantoor zich moeten terugtrekken als adviseur van de gemeente, zo luidde het verwijt. Bovendien zouden advocaten van het kantoor onrechtmatig bedrijfsinformatie afkomstig uit een van de oude dossiers hebben gebruikt in het geschil met de gemeente, of zij zouden die alsnog kunnen doen. Daarmee is de geheimhoudingsplicht geschonden, aldus het bedrijf.
Het zijn verwijten die Dirkzwager bij de Raad van Discipline stuk voor stuk weerspreekt; zo zeggen de advocaten in kwestie nooit te hebben beschikt over informatie uit het oude dossier van een voormalig kantoorgenoot, die in 2014 met pensioen ging. De raad gaat volledig mee met het verweer. Voor zover de klachten al niet verjaard zijn, zijn ze ongegrond.
Toen de gemeente Nijmegen al in 2011 een beroep deed op Dirkzwager in verband met de verplaatsing van bedrijven op de beoogde bouwlocatie, had Hilckmann hier niets op tegen. De tuchtklachten volgden pas vijf jaar later – in de loop van 2016 –, nadat het geschil naar aanleiding van de uitkoop was ontstaan en de advocaten van Dirkzwager namens de gemeente beslagen legden. Dat is niet redelijk te noemen, aldus de tuchtrechter.
‘Naar het oordeel van de raad is in het licht van al het voorgaande door de opstelling van klaagster vanaf 2011 impliciet toestemming aan verweerders gegeven om voor de gemeente op te treden in kwesties tegen klaagster,’ zo is te lezen in de complexe uitspraak van 19 november. ‘Daarmee stond het verweerders aldus vrij om ook namens de gemeente op te treden in nadien, in 2016, ontstane geschillen tussen de gemeente en klaagster.’
In dit kader heeft de raad ‘niet kunnen vaststellen dat verweerders beschikken over en gebruik hebben gemaakt van vertrouwelijke informatie van klaagster’. Verder stelt de raad: ‘Dat klaagster na de langjarige relatie met (het kantoor van) verweerders over deze gang van zaken teleurgesteld is geraakt doordat geschillen en procedures met de gemeente zijn ontstaan kan de raad begrijpen, echter subjectieve gevoelens alleen vormen in beginsel, in ieder geval waar alleen zakelijke conflicten aan de orde zijn, onvoldoende grond om een kantoorgenoot van de advocaat te ontzeggen tegen een oud-cliënt van kantoor op te treden.’
Overigens oordeelde de voorzieningenrechter in november 2016 al dat Dirkzwager zich niet hoefde terug te trekken als advocaat van de gemeente Nijmegen. De slachterij ging niet in hoger beroep tegen deze uitspraak, merkt het tuchtcollege nog op. Dezelfde eis werd nog eens afgewezen in een bodemprocedure, waartegen Hilckmann nog wel hoger beroep heeft aangetekend.