Aanstaande vrijdag wordt het eerste exemplaar van de roman Proces van de Eeuw van media- en IE-advocaat Christiaan Alberdingk Thijm – het betreft zijn debuut als romanschrijver – overhandigd aan de Amsterdamse deken Germ Kemper. Het boek gaat over een advocaat aan de Zuidas, die zich steeds dieper in de nesten werkt. We stelden per e-mail zes vragen aan de auteur. “De eerste keer dat ik moest pleiten was in een zaak die wereldwijd de aandacht trok, de KaZaa-zaak. Dat het de eerste keer was dat ik pleitte, heb ik toen verzwegen tegenover mijn cliënte.”
Wat staat er vrijdag precies te gebeuren?
”Vrijdag is de officiële boekpresentatie, een beetje de geboorte van het boek. Het eerste exemplaar van de roman wordt in ontvangst genomen door Germ Kemper, de deken van de Amsterdamse Orde van Advocaten. De presentatie vindt plaats op de bovenste verdieping van de ABN Amro-toren. Dat is ook de plaats van handelen van het boek. Het advocatenkantoor Schwaab & Helvoeth is gevestigd in de hoogste toren aan de Amsterdamse Zuidas. De Zuidas-legende wil dat oud-ABN Amro-voorzitter Jan Kalff indertijd heeft geregeld dat de nummering van de Gustav Mahlerlaan is aangepast, zodat de bank op nummer 10 zou zijn gevestigd. De tiende van Mahler zou zijn favoriete symfonie zijn geweest. Een van de hoofdpersonen uit mijn boek, advocaat Willem Helvoeth, vindt de negende van Mahler de mooiste symfonie, vandaar dat het kantoor op nummer 9 is gevestigd. Ook zou ABN Amro indertijd hebben bedongen dat niemand hoger mocht bouwen aan de Zuidas. Dat pas ik ook toe op Schwaab & Helvoeth. Een mooiere locatie voor de boekpresentatie had ik dus niet kunnen bedenken.”
Het boek speelt zich af aan de Zuidas, terwijl u daar zelf – met Solv – niet zit. Waarom voor dat decor gekozen?
”De Zuidas is het epicentrum van de Nederlandse advocatuur. Alle grote kantoren zijn daar gevestigd. Het is dus logisch dat het grootste en chicste kantoor van Nederland, Schwaab & Helvoeth, in de hoogste toren aan de Zuidas is gevestigd. De Zuidas-omgeving biedt daarnaast een auteur veel mogelijkheden. Opgesloten in een hoge toren, de vergezichten over de stad, vliegtuigen die op Schiphol landen en opstijgen, glazenwassers langs de ramen, en zo kan ik nog wel even doorgaan. De protagonist, de jonge advocaat-stagiaire Eppo Boetselaar, is afkomstig van een klein letselschadekantoor, gevestigd aan de Amsterdamse Keizersgracht. Het contrast met de Zuidas is dan ook groot. Door iemand van buiten de Zuidas naar binnen te halen, creëer je automatisch spanning. Ook heeft het als voordeel dat de hoofdpersoon in eerste instantie als buitenstaander naar het kantoor kan kijken.”
U zei in Mr onlangs dat het boek ook kritiek bevat op het opleidingsmodel van grote kantoren, en de vele advocaat-stagiaires die daardoor tussen wal en schip raken. Hebt u nog meer kritiek op de grote advocatenfabrieken, en gebeurt dat hetzelfde soms niet ook bij wat kleinere kantoren zoals jullie?
”Ik heb niet zozeer kritiek op het opleidingsmodel van de grote kantoren, eerder op het systeem van de driejarige stage-periode. Advocaat-stagiaires moeten voor een periode van drie jaar worden aangenomen. Dat staat in schril contrast met de praktijk in bijvoorbeeld het bedrijfsleven. Daar wordt iemand doorgaans eerst een contract van zes maanden aangeboden, misschien een jaar. Op die manier kan je goed beoordelen of iemand geschikt is voor de functie. Het driejarige stage-model is weinig flexibel en niet meer van deze tijd. Het gevolg is dat in sommige gevallen stagiaires hun tijd gaan uitzitten bij een kantoor, in afwachting van de stageverklaring, en het kantoor daar onvoldoende maatregelen tegen kan of wil treffen.”
“In mijn roman beschrijf ik hoe zeven meisjes in de bibliotheek van Schwaab & Helvoeth min of meer aan hun lot zijn overgelaten. Grijze muizen noem ik ze. Eppo Boetselaar – de hoofdpersoon – weet hun potentieel uiteindelijk te benutten. Het verschil met een groot kantoor en een kleiner kantoor als het onze is denk ik dat wij het ons niet kunnen veroorloven dat een advocaat-stagiaire verpietert in de bibliotheek. Dat zou de sfeer ogenblikkelijk bederven. Bovendien hebben we er niet de financiële middelen toe. Bij een kantoor van onze omvang is de noodzaak om zoiets op te lossen dus sterker. Overigens heb ik ruimschoots gebruik gemaakt van mijn vrijheid als auteur de zaken wat te overdrijven en uit te vergroten.”
U bent een bekende advocaat. Van waar de ambitie om ook een bekende romanschrijver te worden? Is alleen advocaat zijn toch wat te beperkt voor creatieve geesten?
”Ik schrijf mijn hele leven al. Op de middelbare school schreef ik mijn eerste korte verhalen en heb ik al een romanpoging ondernomen. Tijdens mijn studietijd stuurde ik verhalen naar Propria Cures en volgde ik prozalessen bij Tonnus Oosterhoff. Op een gegeven moment kwam ik vast te zitten in een verhaal dat ik aan het schrijven was en realiseerde ik mij dat ik onvoldoende levenservaring had om fictie te schrijven. Ik heb toen de afspraak met mezelf gemaakt dat ik op enig moment de roman zou schrijven. Ik heb vijf jaar aan dit boek gewerkt. In 2009 heb ik een sabbatical genomen van zes maanden om het manuscript te schrijven. In 2010 en 2011 heb ik een paar keer verlof genomen om het te herschrijven.”
“Advocatuur is een schrijvend vak. Het taalgebruik is natuurlijk heel anders dan in een roman, maar er zijn wel overeenkomsten. De bekende prozaregel “show, don’t tell” geldt net zozeer voor het schrijven van processtukken. Je moet de rechter niet uitleggen hoe het zit, je moet op een bepaalde manier de feiten weergeven, zodat hij zijn eigen conclusie trekt. En ik ben natuurlijk niet voor niets auteursrecht specialist geworden. Creaties van de geest spreken mij bijzonder aan.”
Ook zei u dat u gefascineerd bent door de leugen. Waarom? Hebt u zelf in uw professionele carrière wel eens gelogen? Leugentje om bestwil?
”Ik vind het inderdaad interessant om te zien hoe mensen verstrikt kunnen raken in hun eigen leugens. Niet zozeer de ziekelijke leugenaars, zoals Boudewijn Büch of Tara Singh Farma, maar mensen die door de omstandigheden een kleine leugen groter maken (Nick Leeson, Jerome Kerviel, Michiel Herter).”
“We liegen allemaal. Dat begint bij een leugentje om bestwil. ‘Zeg maar tegen hem dat ik in bespreking zit,’ zegt een advocaat vaak tegen zijn secretaresse wanneer een cliënt op een ongelegen tijdstip belt. De eerste keer dat ik moest pleiten was in een zaak die wereldwijd de aandacht trok, de KaZaa-zaak. Dat het de eerste keer was dat ik pleitte, heb ik toen verzwegen tegenover mijn cliënte. Ik vermoed dat de meeste advocaat-stagiaires dat doen. Dat is ook het dilemma van de stagiaire: je bent nog in opleiding, maar voor de buitenwereld ben je al een volleerd advocaat. Een cliënt heeft niet door dat hij of zij met een stagiaire te maken heeft. Dat levert prachtig materiaal voor een roman op.”
Waar slaat de titel Proces van de Eeuw op?
”De titel heeft een dubbele betekenis. Aan de ene kant staat een zaak centraal in het boek die in de media Het proces van de eeuw wordt genoemd. Het is ook een knipoog naar al die procedures die tegenwoordig zo worden aangeduid. De Wilders-zaak werd ook te pas en te onpas zo genoemd. Daarnaast, belangrijker, gaat het om het ‘proces’ dat advocaat-stagiaire Eppo Boetselaar, doormaakt tijdens zijn stageperiode. In dat opzicht is het een ontwikkelingsroman of, zoals de Amerikanen zeggen, een growing-up-novel. De stage- periode van drie jaar leent zich daar natuurlijk uitstekend voor.”