Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken vindt het niet nodig dat het afluisteren van advocaten door inlichtingendiensten afhankelijk wordt gemaakt van een rechterlijke toets vooraf. Dat laat hij weten in antwoord op Kamervragen van de SP. De Nederlandse Orde van Advocaten had eerder gepleit voor zo’n toets.
Volgens Plasterk is ‘het verkeer tussen advocaten en cliënten voldoende beschermd’. Plasterk wijst daarbij op de ‘extra terughoudendheid’ die de inlichtingdiensten zouden betrachten bij verschoningsgerechtigden en de ministeriële toestemming die de diensten moeten krijgen om af te mogen luisteren.
De minister wijst er verder op dat de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en veiligheidsdiensten een ‘aantal malen’ heeft getoetst of de diensten zich een de regels houden bij verschoningsgerechtigden. Volgens de toezichthouder heeft de AIVD het afluisteren van advocaten van ‘voldoende waarborgen voorzien’ en is de dienst ‘in algemene zin terughoudend bij de inzet ervan’.
Plasterk gaf onlangs toe dat de AIVD het advocatenkantoor Prakken d’Oliviera jarenlang heeft afgeluisterd. De AIVD werkte daarbij gegevens uit die als ‘niet evident voor enig onderzoek van de AIVD kan worden beschouwd,’ schreef Plasterk in een brief aan het advocatenkantoor. Hij voegt daar nu aan toe dat de geconstateerde tekortkomingen niet zien ‘op het uitwerken van gegevens verkregen uit de inzet van bijzondere bevoegdheden tegen verschoningsgerechtigden, maar uit de inzet jegens cliënten/derden (indirect tappen). (…) Het beleid is verder aangescherpt en de ten onrechte uitgewerkte gesprekken zijn verwijderd en vernietigd.’