Een belangrijke uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie: advocaten die een uurtarief hanteren, maar bij aanvang van de opdracht geen indicatie geven van het totale kostenplaatje, overtreden de Europese consumentenbeschermingsregels.
Het Europese Hof kwam op 12 januari tot dit oordeel in een zaak rondom een Litouwse advocaat. De advocaat stond in 2018 en 2019 een cliënt bij in een echtscheidingsprocedure – tegen een uurtarief van honderd euro -, maar als zij in maart 2019 factureert voor haar juridische bijstand ontstaat onenigheid.
Rekening van ‘13k’
De cliënt hoest het gevraagde bedrag niet volledig op, waarna de advocaat naar de burgerrechter stapt. Deze oordeelt dat ‘uit hoofde van de gesloten overeenkomsten juridische diensten waren verleend voor een totaalbedrag van 12.900 euro’, maar evenwel dat ‘de kostenbedingen in alle overeenkomsten oneerlijk waren’. De Litouwse rechter halveert daarom de fee van de advocaat.
De advocaat gaat in eerste instantie in hoger beroep tegen deze beslissing, maar dat wordt verworpen. Vervolgens stelt ze in 2020 een cassatieberoep in bij de Lietuvos Aukščiausiasis Teismas, oftewel de hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken in haar land.
Om tot een weloverwogen besluit te komen stelde de hoogste Litouwse rechter prejudiciële vragen aan het Europese Hof over Unierechtelijke beschermingsregels tegen oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
Kennis van economische consequenties
Het Hof is op 12 januari kraakhelder: een advocaat overtreedt Europese bepalingen als louter op basis van een uurtarief een overeenkomst wordt gesloten met een cliënt, en daarbij geen aanwijzingen worden gegeven over de te verwachten totale kosten.
Cliënten moeten voordat een contract wordt gesloten informatie ontvangen waardoor ‘met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de economische consequenties’ een beslissing kan worden genomen. Een overeenkomst puur op basis van een uurtarief voldoet niet aan de eis dat bedingen ‘duidelijk en begrijpelijk’ moeten zijn, aldus de Europese rechter.
Kosteninschatting en tussentijdse facturen
Het Hof erkent dat het – gezien de aard van juridische dienstverlening – ‘vaak moeilijk of zelfs onmogelijk is om op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, het aantal uren te voorspellen dat nodig zal zijn om die diensten te verlenen, en dus ook de totale daadwerkelijke kosten daarvan’.
Toch moet een overeenkomst op z’n minst aanwijzingen bevatten die ‘de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen’. De rechter noemt als voorbeelden een schatting vooraf van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is, of tussentijdse facturen waarin de reeds gemaakte uren worden vermeld.
Hoger niveau van bescherming
Tot slot stelt het Hof onder meer dat EU-lidstaten op eigen houtje ‘een hoger niveau van consumentenbescherming kunnen verzekeren’. Hoewel de Europese richtlijnen overeenkomsten op basis van enkel een uurtarief niet automatisch als ‘oneerlijk’ categoriseren, kan op nationaal niveau wél die consequentie worden verbonden aan zulke contracten.
Een nationale rechter kan dit soort contracten dan nietig verklaren, zelfs als dit ertoe leidt dat een advocaat helemaal geen vergoeding meer ontvangt voor zijn geleverde diensten.