Hans Strikwerda wordt gezien als één van de invloedrijkste consultants van Nederland. Hij praat regelmatig met advocaten over ‘hoe het verder moet met het kantoor’, maar ook over de vraag hoe het vak in de samenleving past. Een voorpublicatie – longread! – uit het eind mei bij Sdu Uitgevers verschijnende boek De nieuwe advocaat van Christ’l Dullaert, Monique van de Griendt en Juriaan Mensch.
Door Christ’l Dullaert, Monique van de Griendt en Juriaan Mensch
Wat zou een andere vorm van opereren voor advocatenkantoren kunnen zijn in deze roerige tijden? Een succesvolle vorm van ondernemen?
‘Waarden moeten weer centraal komen te staan. Ik neem het Amerikaanse kantoor Duane Morris als voorbeeld. Ze hebben ervoor gekozen om niet met de sharks, de grote kantoren van New York mee te gaan om veel geld te verdienen.’
‘Die casus is opmerkelijk. Iedereen in Amerika dacht: leuk voor als je klein bent, maar inmiddels zijn ze internationaal gegaan en gegroeid met lift outs – grotere brokken advocaten van andere kantoren overnemen. Ze houden vast aan hun oorspronkelijke Quaker-waarden, waaronder consensus in besluitvorming en ze doen ook het noodzakelijke pro deo werk. Ze willen in de samenleving staan.’
‘Iedereen voorspelde dat het mis zou gaan, dat het zou worden weggevaagd door die grote hawks. Maar dat is dus niet gebeurd. Vandaar dat Harvard Business School denkt dat dit model waarschijnlijk stabieler is, mensen bindt. Dan gaat het niet over het verdienen en overheadkosten en dat soort zaken. Maar je biedt een community aan waar mensen worden opgevangen, begeleid maar ook integriteit aan ontlenen. Het is een hele andere binding. Dat soort modellen zouden hier zorgvuldig bestudeerd moeten worden.’
‘Met andere woorden: er ligt een alternatief. Dat alternatief heeft te maken met maatschappelijke uitgangspunten, waarden.’
Waarden als fundament onder langetermijnrelaties en als businessmodel?
‘Steeds vaker moet er een match zijn tussen de waarden van de opdrachtgever en de waarden van in dit geval een advocatenkantoor. Maar er zit nog een element achter die waarden. De samenleving wordt steeds diverser en krijgt zowel meer detailcomplexiteit als dynamische complexiteit. Het blijkt dat degenen die een helder doel en een waardenhiërarchie hebben, duidelijk weten waar ze willen staan in de samenleving. Zij hebben minder last van die complexiteit, van de information overload. Organisaties en mensen die dat niet hebben, die klagen wel over information overload.
‘Dus waarden en een missie worden belangrijke besturingsinstrumenten. Dat zijn niet de leuke speeltjes voor de afdeling communicatie, maar het is een serieuze zaak. Dat wordt alleen nog niet goed onderkend.’
Want alleen maar reageren op een snel veranderende wereld kan niet meer?
‘Nee, want wie alleen maar reageert op veranderingen, wordt gestuurd door die veranderingen en voert geen eigen koers. Ik vermoed dat de advocatuur voor de kiezen krijgt wat zich al in de consultancy heeft afgespeeld. Een van de pijlers van consultancy was de zogenoemde knowledge spillover. Honderd jaar geleden waren de mechanismen om die kennis over te dragen vanwege antikartelwetgeving moeizaam, dus daar zat een consultant tussen.’
‘Die verdienden veel geld aan die knowledge spillover. Die consultant bracht kennis van de een naar de ander. Ik heb de indruk, maar corrigeer mij als ik het verkeerd heb, dat er in de advocatuur niet echt sprake is van overdragen van kennis aan de cliënt. De vraag is: hoe lang houdt dat stand?’
‘Binnen een multinational spelen een aantal specifieke juridische vraagstukken. De oplossingen daarvoor staan niet altijd in de boeken, die houden advocaten keurig voor zichzelf. Er gaat dus een pool ontstaan van mensen die zeggen: adviseren is niet alleen een contractje maken of een onderhandelingetje doen of een proces voeren. En omdat we zien dat het juridische steeds meer een integraal en kritiek onderdeel wordt van het bedrijfsmodel en de cliënt value proposition, willen die multinationals ook echte overdracht van kennis.’
‘Ik zeg altijd: in de advieswereld is de grootste concurrent van de consultant de opdrachtgever. Dat begint zich ook af te tekenen in de advocatuur. Misschien niet zo snel als bij ons consultants het geval was, maar je ziet het al gebeuren.’
Wat is het gevolg voor de vorm en werkwijze van juridische organisaties?
‘Ik denk dat er een markt is voor meer waardegedreven kantoren waar mensen in communitystructuren werken. Je zult een aantal naamhebbende kantoren houden, die zeer specifieke, unieke expertise in huis hebben. Die hoge marges draaien. Die deels op reputatie draaien voor als mensen erg onzeker zijn. Je zult daarnaast de Zelfstandig Professionals hebben, de ZP’ers. En een aantal kleine, zeer gespecialiseerde kantoren.’
‘Maar de toekomst is nog onzeker. De praktijk leert dat elke concurrentiepositie in de markt uiteindelijk aangevochten kan worden. Er bestaat niet zoiets als een duurzame concurrentiepositie. En verdiensten dalen in de juridische sector, want er is meer concurrentie. Dankzij de toenemende transparantie in de markt slopen grote bedrijven de advocatenkantoren. Geld verdienen op routine zoals nog veel advocaten doen, wordt onmogelijk.’
Je noemde de ZP’er, de éénpitter. Daar zijn zorgen om.
‘Terecht. Want wat garandeert het niveau van professionaliteit en kwaliteit? Wat ik in die wereld zie is lage tarieven. Die mensen investeren daardoor minder in kennis, en dan dreigt er een maatschappelijk probleem.’
‘En dat probleem wordt door de SER niet onderkend, en in het arbeidsrecht niet. De rol van kennis wordt wel erkend in het laatste rapport van de WRR, Naar een lerende economie, maar het belonen van kennis en het investeren in kennis wordt niet genoemd in dat rapport. We roepen wel kenniseconomie, maar in de praktijk zie je een tegenbeweging. We zien nu de trend van demonitizing of the professional. De verdiensten zijn enorm naar beneden gegaan. In de consultancy zie je dat, maar ook in andere takken van sport, bij journalisten, bij fotografen, bij advocaten. Dat gaat ten koste van het investeren in kennis aan de kant van de professional.’
Wat heeft dat voor gevolgen?
‘Je ziet dat er iets paradoxaals zit in de economie. We roepen kenniseconomie. Dan zou je denken: dan moet kennis ook beloond worden, zodat erin geïnvesteerd wordt. Maar ons arbeidsrecht is nog steeds gebaseerd op fysieke activa waarbij arbeid geen onderdeel uitmaakt van de onderneming, maar een ingekochte commodity is.’
‘En je ziet, omdat we vasthouden aan het vennootschapsrecht en arbeidsrecht dat gebaseerd is op fysieke activa, dat het ten koste gaat van het belonen van de factor kennis. Want die kennis zou eigenlijk beloond moeten worden in de vorm van een dividend op die kennis. Maar arbeidsrechtelijk gaat het in de vorm van een bonus. Omdat we het niet geregeld hebben, verwarren we de bonus als dividend op kennis, met bonussen die gebaseerd zijn op prestaties, op rent seeking of gewoon routine zijn geworden, ook al is er geen extra prestatie.’
‘Of mensen krijgen een bonus omdat ze een mooie omzet hebben gemaakt, een prestatiebonus. Maar omdat we het niet meetbaar maken en bij wet regelen, zijn er dus geen goede rekensommen te maken van wat een rechtvaardige bonus is. Dus in een aantal situaties zijn die bonussen volledig uit de bocht gevlogen met allerlei perverse effecten.’
‘Dan slaat de politiek terug: weg met alle bonussen. Dan sla je ook het dividend op basis van ingebrachte kennis weg. Dáár zou de wetgever moeten ingrijpen. Maar dat gebeurt niet, want de vakbonden zitten nog steeds in het systeem van kapitaal versus arbeid. Net als de SER. Die kan niet met ZP’ers omgaan. Dus het institutionele systeem kan niet omgaan met feitelijke veranderingen in de economie. En dan krijg je dus deze stroming van demonitizing the professional. Wat economisch op termijn een drama is.’
Hoe kun je dat omkeren?
‘Dat is de boeiende vraag: wie gaat dat doen? Wie gaat ingrijpen in de SER? Wie gaat tegen de vakbonden zeggen dat ze in een verouderd systeem zitten dat niet meer functioneert? Maar de spelers die erin zitten weigeren dat te zien. Want het is hun speeltje. In 2003 al is er een heldere analyse gemaakt dat het Poldermodel niet meer werkt.’
‘Wat denk ik gaat gebeuren, dat zie je al bij een aantal professional service firms, dat van de dalende kosten van informatie gebruik wordt gemaakt om performance measurement infrastructures in te regelen, sophisticated information systemen, waarmee ex-post de bijdrage van een individuele professional aan het totale resultaat van de firm gemeten kan worden.’
‘Duane Morris heeft ook zo’n systeem. Dat is inmiddels op de markt verkrijgbaar. Die steeds meer beschikbaar komende informatie zal afdwingen dat de factor mens niet meer als een kostenpost gezien wordt in het bedrijfseconomisch model van de onderneming, maar dat de waarde van ingebrachte kennis in geld kan worden uitgedrukt. Zo zal van onderop, door technologie, het verouderde systeem van arbeidsverhoudingen worden opengebroken.’
‘Dus als je deze zijsprong koppelt aan de advocatuur, dan raak je aan een maatschappelijk vraagstuk, wat nog veel principiëler is. Ik heb een keer op een van die kantoren op de Zuidas dit soort dingen uitgelegd: neem het vennootschapsrecht. De advocaat zijn werk op dat gebied is dus fundamenteel gebaseerd op de scheiding van kapitaal en arbeid. Een scheiding die als gevolg van het toenemend economisch belang van niet-codificeerbare, persoonsgebonden kennis steeds minder opgaat. En een aantal zit je aan te kijken: moet ik over de fundamenten van mijn vak gaan nadenken? Ja, je moet als advocaat over de fundamenten van je vak nadenken.’
Hoe ernstig is het dat professionals de fundamenten waarop zij werken, niet kennen?
‘Dan ben je dus geen professional. Een professional wordt geacht de fundamentele waarden van de samenleving te kennen en in bescherming te nemen én de fundamenten van zijn kennis, of het nu gaat over conventies of over wetenschappelijke kennis. Die moet je kennen omdat een professional de grenzen van zijn professionele kennis dient te kennen. Dus er zit in die professie iets niet helemaal goed.’
‘Ik heb er vaker discussies over met de advocatuur. Een aantal zegt heel open: ons denken beperkt zich tot de kaften van het dossier. Maar die advocaat moet de fundamenten van zijn vak kennen en hoe en waardoor die fundamenten onder druk staan. Als hij dat niet weet te voorzien van een niveau van conceptueel denken – wat is er aan de hand op hoger niveau – dan gaat het niet werken.’
En als niemand dat doet en het zo doorgaat, waar komt het dan uit?
‘Als het doorgaat, dan voorzie ik dat we rond 2020 gaan klagen over de kwaliteit van de advocatuur. En dat betekent in de snel veranderende wereld, in het bedrijfsleven, dat er geen goede contracten meer worden ontwikkeld, geen goede voorwaarden, en dat slaat natuurlijk terug op de economie. Het contractuele in de economie is belangrijk voor efficiënte markten.’
‘Maar ook zul je het zien in de rechtsverhouding tussen de burger en de overheid. Als je kijkt naar de kwaliteit van de wetgeving. Dat is ook een probleem. En uiteindelijk moet het zo zijn dat die burger efficiënt kan werken en niet de hele dag het ondernemersboek van de belastingdienst moet doorspitten. Dat kan natuurlijk maatschappelijk niet, dus er moet betere wetgeving plaatsvinden. Dat hoort een goede jurist, een goede wetgever eruit te halen.’
Zou de advocatuur proactief in het initiëren van hervormingen moeten zijn? En kan ze dat? Want ze profiteren van complexer wordende regelgeving. Daar zit spanning.
‘Ze dreigen in dezelfde fout te vervallen als de accountants. Die accountants hebben ooit een wettelijke positie gekregen. Met riante inkomens voor het goedkeuren van een jaarrekening. Die zijn achterover gaan hangen, met een duur winstmodel. Onderwijl wordt die jaarrekening irrelevant omdat de immateriële activa er niet op staan, die economisch het meest belangrijk zijn.’
‘Dus die investeerder zegt: doe maar weg, die jaarrekening, ik kijk op andere manieren. Dus gaat de economische waarde van de jaarrekening naar beneden. Je ziet dus dat die accountants vervolgens via lobbyen hun positie overeind proberen te houden. In plaats van dat ze helpen het systeem te vernieuwen. Waardoor je nu dus met een regelgevende complexiteit komt te zitten die enorme kosten veroorzaakt voor het bedrijfsleven.’
‘De advocatuur dreigt diezelfde fout te maken. Ze zouden vooruit moeten denken: hoe krijgen we een betere wetgeving, minder kosten, zodat we het maatschappelijk doel weer voor ogen hebben: een efficiënte markt.’
Dus je verlies nemen als kantoor en omzet verruilen voor idealisme. Ik snap waarom Zuidas-advocaten je glazig aankijken.
‘Ik vind dat als je De Brauw Blackstone Westbroek, of van eenzelfde kaliber bent, je verplicht bent om nieuwe perspectieven te ontwikkelen en uit te dragen, want je hebt een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Omdat advocaten een focus hebben op een kortzichtig verdienmodel, wordt dat niet gedaan. In het bedrijfsleven zegt men: je moet eigenlijk 10 procent van je omzet steken in vernieuwen. Dat is ontzettend belangrijk omdat juist in de kenniseconomie dit soort ontwikkelingen, waarbij de materiële economie door informatietechnologie fundamenteel aan het veranderen is, we de belangrijke instituties aanpassen.’
‘Anders zal het de economie remmen. Daar zit een maatschappelijk uitdaging: om die wetgeving aan te pakken en weer bij te sturen. In de achttiende eeuw is er in Engeland een enorme maatschappelijke verstarring ontstaan, omdat de Barristers en andere juristen zoveel macht hadden dat ze noodzakelijk vernieuwende wetgeving konden tegenhouden. Dat heeft Engeland op achterstand gezet. De politiek ziet dat. Daar moet je als advocaat rekening mee houden, uiteindelijk slaat de politiek terug.’
‘Terwijl de advocatuur nu veel te veel zegt: ja, natuurlijk zien we die nieuwe problemen in het bedrijfsleven wel, maar de Nederlandse wet is flexibel, dat lukt ons wel om op te lossen binnen de wet. Waardoor er zulke pakken papier ontstaan. Wat voor hen natuurlijk heel profijtelijk is, maar in termen van een efficiënte markteconomie niet.’
Uiteindelijk bijt die trend zowel de advocatuur als de samenleving in de staart?
‘Ja, en dat komt ook doordat de wetgever een fout maakt. Het grapje is hier op de UvA, van Arnoud Boot, dat er tegenwoordig veel wetten zijn waar niet Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden boven zou moeten staan. Maar: Wij van De Brauw (…). De boeiende vraag is natuurlijk of je een advocatenbureau dat belang heeft bij slechte wetgeving, een wetgevende taak mag geven.’
‘Dus het Ministerie van Justitie moet zijn eigen kwaliteit opjagen om ervoor te zorgen dat de omvang van wetgeving goed is. Want het lobbyen verziekt nu de hele zaak. De valkuil is dat advocaten denken: zoals de wetgeving is, verdienen we lekker veel geld aan. En laat de belastingwetgeving maar complex zijn en laat de btw-wetgeving maar complex zijn.’
‘Vroeg of laat, als de samenleving op een gegeven moment niet meer tevreden is over de advocatuur, worden de wettelijke privileges afgepakt. Want maatschappelijk kan dat natuurlijk niet. Op een gegeven moment gaat er politiek ingegrepen worden.’
‘De voorzitter van de Nederlandse Orde van Advocaten moet deze discussie durven aanzwengelen, vormgeven, institutionaliseren, breed uitdragen om daarmee de bureaus uit de modder van de dagelijkse problematiek te trekken en zeggen: jongens, waar staan wij maatschappelijk voor?’
De nieuwe advocaat verschijnt eind mei bij Sdu Uitgevers. In het boek 27 interviews over de vraag hoe advocaten zich op de toekomst kunnen en moeten voorbereiden. De nieuwe advocaat is vanaf eind mei te bestellen via www.sdu.nl/webshop.