De Orde van Advocaten gaat de gedragsregels verduidelijken op het gebied van interne feitenonderzoeken (corporate investigations, forensisch onderzoek) door advocaten bij bedrijven c.q. cliënten. Volgens de NOvA kan een advocaat ondanks zijn partijdige rol wel degelijk objectief onderzoek doen.
In ieder geval mag een advocaat ‘geen misverstand laten bestaan over zijn partijdige rol als belangenbehartiger en dient hij zijn onafhankelijkheid te bewaken’, ook in het geval van een intern onderzoek naar mogelijke misstanden bij een (vaste) cliënt. De algemene raad van de Orde onderkent nu dat er risico’s bestaan in dit verband, die worden verduidelijkt in een toelichting op de gedragsregels.
Zogenoemd ‘zelfonderzoek’ valt in ieder geval ‘binnen de grenzen van de beroepsuitoefening van advocaten’, aldus de advocatenorde. Het gaat immers om de bepaling van de rechtspositie van de cliënt, en advocaten weten welke feiten van (juridisch) belang zijn om die rechtspositie in kaart te brengen. Ook in het geval van een intern feitenonderzoek ‘treedt de advocaat op als bemiddelaar tussen de cliënt en het recht’, weliswaar met inachtneming van kernwaarden en beroeps- en gedragsregels.
Dat betekent dat een advocaat alert moet zijn op risico’s in bepaalde onderzoekssituaties, bijvoorbeeld als iemand anders dan de cliënt het onderzoek probeert te beïnvloeden, als de onderzoeksresultaten niet direct aan de cliënt, maar aan een derde worden uitgebracht, of als het onderzoek draait om fraude of andere onregelmatigheden waarover de advocaat – of diens kantoor – eerder als adviseur betrokken is geweest.
Wat met het oog op deze risico’s verduidelijkt zal worden in de gedragsregels: een advocaat die intern feitenonderzoek doet is en blijft een partijdige belangenbehartiger van de cliënt. Hij mag geen misverstand laten bestaan over zijn partijdige rol en zich niet anders presenteren.
Wenselijkheid van ‘zelfonderzoek’
Er woedt al enige tijd een discussie over de wenselijkheid van ‘zelfonderzoek’ door advocaten bij cliënten – en dan vooral door Zuidas-kantoren. Het Openbaar Ministerie gaf in 2019 al te kennen fraude- en corruptieonderzoeken vaker te willen overlaten aan advocaten die door verdachte bedrijven zelf zijn ingehuurd. Dit om de druk op rechercheurs van de Fiod te verlichten en zaken sneller af te wikkelen.
Volgens het OM is het voordeel hiervan voor bedrijven tweeledig: bij daadwerkelijke malversaties is er kans op strafverlichting bij medewerking aan een onderzoek, en eventuele reputatieschade kan door de discretie van een advocatenonderzoek worden beperkt. Grote advocatenkantoren zijn begrijpelijkerwijs voorstander van deze denkwijze. Tegenstanders stellen dat bij onderzoeken door advocaten de objectiviteit wel degelijk in gevaar komt, juist vanwege hun partijdige rol. Zulke kritiek klinkt ook steeds luider vanuit de politiek.
Er hebben zich in de afgelopen jaren gevallen voorgedaan waarbij interne onderzoeken door advocaten tot problemen leidden. Een berucht voorbeeld is een onderzoek door De Brauw Blackstone Westbroek naar vermeend vals spel door de NS in een openbaar vervoer-aanbesteding in Limburg. Conclusies dat de directie over voorkennis beschikten, stonden niet in de definitieve versie van het rapport. De betrokken advocaten werd belangenverstrengeling verweten; uiteindelijk werd een oud-partner berispt omdat hij meer hoor en wederhoor had moeten toepassen.
Recenter tikte het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden advocaat Aldo Verbruggen op de vingers, vanwege een ‘onafhankelijk onderzoek’ bij het zonnepanelenbedrijf van zijn cliënt Gerard Sanderink. Een onderzoek dat volgens de rechter onmogelijk als onafhankelijk kon worden aangemerkt; Verbruggen had onvoldoende afstand bewaard tot zijn cliënt.