Veel te vaak krijgt Jonathan Ursem (uitgever en voormalig hoofdredacteur en redactiechef) te maken met advocaten die hem namens cliënten ‘dwarsbomen’, zo schrijft hij op journalistiekwebsite Villamedia.
Regelmatig treft hij een ‘juridische dreigbrief’ in zijn mailbox, ‘met daarin buitensporige eisen van advocaten die proberen een publicatie te voorkomen, aan te passen of in het beste geval slechts in te zien. In de regel zijn het ellenlange brieven in de categorie ‘had je niet gewoon even kunnen bellen?’’, schrijft Ursem.
Het kost hem te veel tijd en bovendien geld. Dit jaar nog heeft hij moeten afzien van het contracteren van een auteur die een boek zou schrijven over een bekende mediamagnaat. De kans op ‘juridisch gezeik’ was immers te groot ‘en de zakken van de miljardair in kwestie net even iets dieper zijn dan die van een kleine uitgeverij als de mijne.’
Zwaar middel
Ursem lijkt zich vooral te storen aan de momenten dat een belletje een hoop gedoe had kunnen voorkomen. Want waarom belt een advocaat niet gewoon even om te checken of zijn cliënt in een boek voorkomt, of om te vragen hoe het zit met de toestemming om bepaalde foto’s te publiceren?
Telefonisch afspreken dat een passage bij een volgende druk verwijderd zal worden gaat volgens Ursem een stuk gemakkelijker dan een ingewikkelde brief te sturen waarin wordt geëist dat de verspreiding van het boek per direct wordt gestaakt, en waarin bovendien een schadevergoeding wordt geëist. ‘Waarom grijpt de advocaat meteen naar zo’n zwaar middel – een boek uit de handel halen is nogal wat – en probeert hij er niet gewoon onderling uit te komen?’, aldus Ursem.
Ingewikkelde brieven als verdienmodel
Zelf denkt hij de reden voor deze ’togaterreur’ wel te weten: dit is het verdienmodel. Ursem: ‘Een beller is sneller, maar levert ook minder geld op. Ingewikkelde brieven sturen, tegen een meer dan behoorlijk uurtarief, wel. Terwijl de eerste vraag die een advocaat bij een intake zou moeten stellen, is: moeten we dit juridisch maken, of kunnen we er onderling wel uitkomen? De juridische molen moet blijven draaien, maar dat is niet in het belang van de journalistiek.’
De advocatuur zou een kwetsbare beroepsgroep als de journalistiek niet te pas en te onpas met ‘onzinbrieven’ moeten intimideren. Bovendien raakt het stellen van buitensporige juridische eisen zoals een volledig publicatieverbod al snel de eed die iedere advocaat heeft afgelegd. Die zegt immers dat het niet is toegestaan een zaak aan te nemen waarvan je weet dat deze niet rechtvaardig is.
Beschermen tegen ’togatuig’
Als uitgeverij of ander mediabedrijf is het vrijwel onmogelijk je hiertegen te beschermen, aldus Ursem. Desondanks heeft PersVeilig wel een melding gedaan, nadat Ursem op Twitter zijn ongenoegen had geuit over het ’togatuig’.
In de tweet schreef hij over een brief die hij kreeg, waarin hem werd medegedeeld dat de cliënt van de advocaat inzage in het manuscript wilde hebben, omdat ze bang was dat haar privacybelangen werden aangetast. Ook wilde ze onderzoeken of er geen belastende passages in het boek voorkomen. ‘Ik zou u sterk in overweging geven om in deze juridisch advies in te winnen, mede omdat cliënte kan besluiten om een kort geding te starten, al dan niet vóór publicatie van het boek. Ik neem aan dat u dit wenst te voorkomen’, eindigt de tweet.
De Europese Commissie werkt inmiddels aan een richtlijn die ongegronde of onrechtmatige juridische procedures tegen journalisten zou moeten voorkomen. Ursem wacht deze richtlijn echter liever niet af, en doet nu dan ook al een oproep aan advocaten: ‘Stop met het nodeloos intimideren van journalisten, redacties en mediabedrijven. Probeer rechtszaken te voorkomen door er onderling uit te komen, en wees kritisch op welk ongenoegen of klacht van een cliënt een juridisch traject rechtvaardigt. Wees terughoudend met het stellen van buitensporige eisen tegen een beroepsgroep die toch al zo onder druk staat. Laat ons ons nuttige werk doen, en doe het zelf vooral ook.’