Het Openbaar Ministerie (OM) heeft voor het eerst publiekelijk erkend dat het structureel tekort is geschoten in de omgang met vertrouwelijke informatie tussen advocaten en hun cliënten. Dit meldt het OM in een persbericht.
In een persbericht dat maandag 25 september werd gepubliceerd stelt het OM dat interne procedures niet in overeenstemming waren met de wet en dat opsporingsfunctionarissen deze procedures niet altijd correct hebben gevolgd: “De procedures van het OM hebben altijd als doel gehad om de status van geheimhouders-informatie te respecteren. Inmiddels is echter gebleken dat die procedures niet op alle fronten voldeden en dat die procedures ook niet in alle gevallen steeds goed zijn gevolgd.”
Deze erkenning komt in de nasleep van de zaak-Castor, een langlopend strafrechtelijk onderzoek naar fraude bij vermogensbeheerder Box Consultants. Tijdens dit onderzoek kwamen vertrouwelijke e-mails van de advocaten van Box in handen van opsporingsdienst FIOD en het OM, en sommige van deze e-mails werden daadwerkelijk gebruikt tegen Box en zijn adviseurs.
Het OM geeft toe dat dergelijke incidenten zich ook in andere zaken hebben voorgedaan, waaronder een zedenzaak rond Jehovah’s Getuigen die in augustus strandde bij de rechtbank in Zwolle. Daarnaast is er controverse ontstaan rond een zaaksofficier die mogelijk vertrouwelijke informatie heeft ingezien in de zaak tegen strafrechtadvocaat Inez Weski, die eerder drugscrimineel Ridouan Taghi bijstond. Dit leidde tot beschuldigingen dat het OM inbreuk heeft gepleegd op het verschoningsrecht, een cruciaal recht dat de vertrouwelijke communicatie tussen burgers en hun geheimhouders, zoals advocaten, notarissen en artsen, moet beschermen, aldus ook het FD.
Wel stelt het OM in het persbericht dat het verschoningsrecht wat hun betreft een fundamenteel rechtsbeginsel is, dat moet ‘waarborgen dat een ieder in vrijheid met een geheimhouder, zoals een advocaat, notaris of arts moet kunnen communiceren’.
Niet alle problemen opgelost
Het OM benadrukt echter dat de erkenning van deze fouten niet betekent dat alle problemen in de opsporing en vervolging zijn opgelost. Vooral bij het beheer van grote hoeveelheden digitale gegevens treden problemen op, zoals het vernietigen van in beslag genomen vertrouwelijke informatie. Het OM wijst erop dat bij het doorzoeken van gegevens kopieën kunnen worden gemaakt, waardoor de gewiste tekst weer leesbaar wordt.
Een ander struikelblok is de onduidelijkheid over de rolverdeling bij het filteren van gegevens. Het OM merkt op dat de wet niet specifiek voorschrijft hoe deze filtering moet plaatsvinden en welke verantwoordelijkheden aan het OM, de rechter-commissaris, de advocaten en de opsporingsdiensten toekomen. Dit heeft geleid tot een impasse, vooral vanwege verschillende interpretaties van de rollen en verantwoordelijkheden door de rechterlijke macht.
Toenemende digitalisering
Het OM wijst erop dat deze problemen grotendeels het gevolg zijn van de toenemende digitalisering. Michiel Zwinkels, landelijk portefeuillehouder verschoningsrecht bij het OM, benadrukt dat het OM moet meebewegen met zowel juridische als technische ontwikkelingen om het verschoningsrecht nu en in de toekomst te waarborgen.
Samen met de rechtspraak, de advocatuur en de opsporingsdiensten is het OM in gesprek om hier een eenduidige en technisch haalbare werkwijze voor af te spreken, die recht doet aan de belangen van het verschoningsrecht.