Voor iedere jurist is het onderdeel van diens gewone werk om duidelijke taal te gebruiken, stelt staatsraad André Verburg. Open en transparant communiceren kan bijdragen aan het herstel van vertrouwen in de overheid.
Het is voor alle juristen van belang om open te communiceren, zegt Staatsraad André Verburg op een bijeenkomst van de Vereniging Juridische Kwaliteitszorg, juristen die bij decentrale overheden werken, op 22 september in Utrecht. Niet alleen voor overheidsjuristen, maar ook voor rechters, advocaten en bestuurders moet het toepassen van begrijpelijke taal onderdeel zijn van hun gewone werk. Dat gaat volgens de staatsraad niet om liefde voor taal, maar over het gezag dat iedere gezagsdrager moet verdienen: “Gezag was tot de jaren ’60 van de vorige eeuw een institutioneel gegeven. Je had het automatisch, omdat je een lokaal bestuur, rechtbank of staatsbedrijf vertegenwoordigde. In de sindsdien sterk geïndividualiseerde samenleving is dat omgedraaid. Nu is het gezag van een instituut afhankelijk van de mensen die het instituut vertegenwoordigen.”
Nerveus over gezag
Verburg legt uit hoe de omslag van institutioneel naar persoonlijk gezag een grotere verantwoordelijkheid met zich meebrengt voor individuele gezagsdragers. “Als jij een hoorzitting goed organiseert, is jouw gemeente te vertrouwen”, zo schetst Verburg de veranderde kijk op de instituten in ons land. “Maar dat geldt ook voor de motoragent die iemand staande houdt. Als hij zijn zonnebril afzet en echt contact maakt, doet hij het goed en is de politie je beste vriend.” Veel bestuurders zijn nerveus over gezag, omdat ze dat niet meer vanzelf krijgen als ze wethouder of burgemeester zijn. Gezag moet je verdienen en of dat lukt hangt af van de manier waarop de individuele ambtenaren en andere gezagsdragers die de gemeente vertegenwoordigen zich opstellen, voegt Verburg eraan toe.
Vertrouwen als beloning
“Het ouderwetse gezag kwam bij een rechtbank voort uit het gebouw alleen al. Hoge trappen, indrukwekkende pilaren, veel marmer, het was onpersoonlijk en institutioneel gezag. Maar als gezag verdiend moet worden, wil de burger weten of de ambtenaar echt geïnteresseerd is. Daarbij is communicatie in begrijpelijke taal essentieel. De beloning is dat burgers je vertrouwen, omdat ze weten dat je het niet verkeerd met ze voor hebt.”
Verburg vertelt hoe groot het belang is van heldere communicatie, en hoe snel er ruis meekomt als je niet helder communiceert. “Als je weet wie je lezer is, kun je een brief daarop aanpassen. Los van je gewoonte, het standaardformat of hoe een brief of besluit eruit moet zien. Dat beeld zit in de weg.” Net als afstandelijke taal, vult Verburg aan, bijvoorbeeld door de naamwoordstijl te gebruiken. “We maken van werkwoorden zelfstandige naamwoorden. Lees het maar eens na, ze eindigen vaak op ‘ing’. Zinnen met veel werkwoorden lezen soepeler.”
Open overheid bij wet geregeld
De recent in werking getreden Wet open overheid (Woo), moet helpen bij een open houding van de overheid, weten de juristen van de VJK. Een van de pleitbezorgers van deze wet is Linda Voortman, die eraan werkte als kamerlid, en er nu in de praktijk mee te maken krijgt, als wethouder in Utrecht. “Deze wet beoogt actieve openbaarheid. Te vaak wordt burgers informatie onthouden, dat schaadt het vertrouwen in de overheid. Mensen moeten je kunnen vertrouwen en de regelingen snappen die voor hen gelden, om er een beroep op te durven doen.” In Utrecht is een informatie-commissaris verantwoordelijk voor de organisatie van openbaarheid en transparantie. Belangrijk daarbij is dat de informatie beter beheerd wordt, want als dat niet op orde is, komt de gevraagde informatie niet boven water, en dat leidt tot wantrouwen.
Openbaarheid als werkwijze
Gemeenten hebben acht jaar de tijd om de Woo te implementeren. Voortman: “Die tijd is vaak ook nodig. We willen alle documenten met informatiewaarde voor de stad openbaar maken, waardoor men dan ook minder documenten hoeft op te vragen met een beroep op de Wet Openbaarheid van Bestuur. Openbaarheid moet een vaste werkwijze worden, want de relatie burger-overheid wordt er beter van”, vindt Voortman.