Net zoals voorganger Sander Dekker, doet ook de huidige minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind een beroep op de commerciële advocatuur om een (financiële) bijdrage te leveren aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Dat blijkt uit zijn plan voor de sociale advocatuur van 20 april.
Foto: Minister voor Rechtsbescherming Franc Weerwind (D66) in de Tweede Kamer. (ANP / Peter Hilz)
In een uitgebreid interview in het laatste Advocatie Magazine liet SP-Tweede Kamerlid Van Nispen zich nog kritisch uit over de plannen van Dekker uit 2021 om een beroep te doen op de commerciële advocatenkantoren voor hogere vergoedingen. “Dat is een verantwoordelijkheid van de overheid,” stelde hij.
Toch doet Weerwind in zijn plan van aanpak eveneens een beroep op de commerciële advocatuur. Hij spreekt zijn zorgen uit over het dalende aantal ingeschreven sociaal advocaten en mogelijke tekorten die kunnen ontstaan door vergrijzing en te lage vergoedingen, zoals onderzoekbureau Panteia eind vorig jaar concludeerde. ‘Vanuit mijn rol en verantwoordelijkheid doe ik wat ik kan om de sociale advocatuur te steunen. Ik zie hier echter ook een rol weggelegd voor de commerciële advocatuur,’ schrijft de minister.
Weerwind ziet hiervoor bijvoorbeeld een fonds door en voor advocaten als een mogelijkheid. ‘Mijn gedachte daarbij is dat daarmee (een deel van) de kosten van advocaat-stagiairs zou kunnen worden betaald, bijvoorbeeld ten aanzien van de beroepsopleiding, maar ook andere opties diep ik de komende periode graag verder uit.’
Pijlen op het onderwijs
In zijn plannen bespreekt Weerwind daarnaast ‘de aandacht voor de sociale advocatuur in opleidingen’. Hij haakt hierbij in op de motie van Van Nispen en Ulysse Ellian (VVD) van eind 2022. De politici riepen de regering toen op om ervoor te zorgen dat aan het curriculum van de beroepsopleiding advocatuur een vak ‘gesubsidieerde rechtsbijstand’ wordt toegevoegd.
Weerwind ‘omarmt de geest van de motie’, maar wijst erop dat het inrichten van de beroepsopleiding een per wet vastgelegde bevoegdheid van de NOvA is. Daarnaast geeft hij aan dat de advocatuurlijke beroepsorganisatie het onderwijsprogramma onlangs heeft vernieuwd, en dat daarin nu aandacht wordt besteed aan de sociale advocatuur.
Weerwind wil tevens dat er vanuit beroepsorganisaties en zijn ministerie gastcolleges worden verzorgd over de sociale advocatuur om het vakgebied eerder onder de aandacht te brengen bij studenten op universiteiten en hogescholen. Ook wordt de mogelijkheid onderzocht van een studierichting ‘sociaal recht’ en het instellen van een leerstoel ’toegang tot het recht’.
Subsidieregeling
Verder haalt Weerwind de subsidieregeling ‘beroepsopleiding sociale advocatuur’ aan, die sinds 2021 bestaat en waarmee kantoren de opleiding voor hun advocaat-stagiairs volledig kunnen bekostigen (11.708 euro). Deze regeling heeft een subsidieplafond van ongeveer twee miljoen, waardoor 175 stagiairs hiervan gebruik kunnen maken. In 2021 werd ook daadwerkelijk dit aantal bereikt, en in de huidige looptijd zijn er inmiddels 166 nieuwe sociaal advocaten opgeleid. Weerwind gaat de regeling dit jaar opnieuw instellen.
Ook wil de minister, waar mogelijk, meer samenwerking tussen de verschillende beroepsgroepen in het rechtsbestel. Weerwind: ‘Daarbij denk ik onder meer aan het makkelijker maken voor juristen uit de eerste lijn, bijvoorbeeld van het Juridisch Loket, om de stap naar de sociale advocatuur te maken en omgekeerd.’
Indexering en vergoedingen
Volgens sociaal advocaten volstaat momenteel de wettelijke wijze van indexering niet voor de beroepsgroep. In zijn plan laat Weerwind weten hiervan op de hoogte te zijn, maar de minister schrijft vervolgens dat met de invoering van scenario 1 van de commissie-Van der Meer de vergoedingen structureel verbeterd zijn per 1 januari 2022. Wel is hij op dit moment de huidige indexeringssystematiek met andere wijzen van indexeren aan het vergelijken.
‘De commissie-Van der Meer heeft daarnaast ook al aanbevolen een systeem voor een periodieke herijking van het vergoedingenstelsel te creëren,’ pent Weerwind verder op. ‘Ik ben momenteel met alle betrokken partijen een systematiek voor periodieke herijking aan het ontwikkelen, waarover ik de Kamer in de volgende voortgangsrapportage rechtsbijstand voor de zomer nader zal informeren.’
Beroepsvereniging: ‘plannen volstrekt onvoldoende’
Opvallend is dat volgens Weerwind het plan van aanpak tot stand is gekomen in samenwerking met de NOvA, Raad voor Rechtsbijstand en de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) en dat met deze partijen ‘constructieve gesprekken’ zijn gevoerd. Laatstgenoemde beroepsvereniging is echter niet te spreken over de plannen van de minister. De VSAN noemt de maatregelen van Weerwind ‘volstrekt onvoldoende‘ om de ‘leemte in de rechtshulp aan on- en minvermogenden’ te verhelpen.
De VSAN heeft inderdaad meegedacht met het plan van aanpak van de minister, maar de acute zorgen – namelijk die over de financiële achteruitgang van de positie van de sociaal advocaat – zijn volgens de vereniging echter niet meegenomen in de oplossingsrichtingen van Weerwind.
‘Kort en goed’ ziet de VSAN maar twee oplossingen. Allereerst moet het tarief waartegen sociaal advocaten rechtshulp verlenen ‘absoluut nu worden geïndexeerd’ om de uitstroom een halt toe te roepen. Verder moet er voor de langere termijn een ‘samenhangend plan’ komen om alle toga-beroepen binnen de rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie en de advocatuur aantrekkelijker te maken voor recent afgestudeerde juristen.
NOvA: ‘aanpak onvoldoende’
Ook de NOvA vindt de aanpak van Weerwind voor de sociale advocatuur onvoldoende. De beroepsorganisatie noemt de aandacht van de minister voor de sociale advocatuur ‘mooi’, en werkt graag zijn voorstellen samen verder uit, maar in de eerste plaatst is aandacht nodig voor de financiële positie van sociaal advocaten. Een noodinvestering en een ’toekomstbestendige indexeringsformule’ moeten daarbij soelaas bieden, volgens de NOvA.
De beroepsorganisatie ziet passende vergoedingen als een belangrijk onderdeel van de door de minister benoemde overheidsverantwoordelijkheid om goede en toegankelijke rechtsbijstand te waarborgen. Daarbij wijst de NOvA, net zoals de VSAN, op achterblijvende indexering en periodieke herijking. ‘De indexering is dit jaar 0,67 procent, terwijl de gemiddelde consumentenprijzenindex-inflatie in Nederland vorig jaar tien procent was.’
Sanne van Oers, lid algemene raad van de NOvA, zegt dat sociaal advocaten te maken hebben met forse kostenstijgingen door de inflatie. “Huur van het kantoorpand, salarissen van personeel, cursussen, verzekeringspremies – alles wordt tot wel veertien procent duurder. Anders dan in veel andere beroepsgroepen wordt de hoge inflatie voor deze groep rechtsbijstandverleners de komende twee jaar niet of nauwelijks gecompenseerd.”