Tariefregulering binnen de Nederlandse advocatuur leidt niet noodzakelijkerwijs tot lagere prijzen, meer transparantie en efficiëntie of een hogere kwaliteit van de juridische dienstverlening. Dat staat in het vorige week gepubliceerde onderzoek ‘Tariefregulering in de advocatuur’, waarvoor oud-staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven vorig jaar opdracht gaf.
Door Joris Rietbroek
De staatssecretaris liet dit onderzoek uitvoeren teneinde betere afwegingen te kunnen maken over de toekomst van de gefinancierde rechtsbijstand. Om de verwachte voor- en nadelen van tariefregulering in de advocatuur te kunnen toetsen, voerde onderzoeksinstituut Pro Facto van de Rijksuniversiteit Groningen vergelijkende case study’s uit naar de advocatuur in Nederland, Duitsland (wel tariefregulering) en Zweden (geen tariefregulering, ruimhartig rechtsbijstandstelsel). Daarnaast maakten de onderzoekers een vergelijking met het Nederlandse notariaat, waarin tariefregulering sinds 1999 juist (deels) werd afgebouwd.
De diverse bevindingen komen voor het grootste deel niet overeen met verwachtingen en aannames van de ministeries van Veiligheid en Justitie en Economische Zaken. Zo wijzen de case study’s uit dat tariefregulering niet per definitie leidt tot lagere prijzen en een betere toegankelijkheid tot het recht. Dat is alleen het geval als een vastgesteld tarief onder het geldende markttarief zou zitten, zodat een advocaat voor de consument beter betaalbaar en toegankelijk wordt. Als de prijzen al zouden dalen en advocaten zodoende worden gedwongen meer kostenbewust te werken (an sich wel een positief effect van tariefregulering), dan kan dit ten koste kunnen gaan van de kwaliteit van de dienstverlening doordat er minder uren aan een zaak kunnen worden besteed.
Nu is de kwaliteit van de juridische dienstverlening in de afzonderlijke case study’s lastig te meten, geven de onderzoekers aan, al is er in zowel Nederland, Duitsland als Zweden sprake van kwaliteitsproblemen. En als de mate van kwaliteit ondoorzichtig is voor de consument, zal concurrentie vooral op prijs plaatsvinden. Dit kan weer leiden tot het aanbieden van advocaatdiensten onder de kostprijs, wat eveneens een risico voor de kwaliteit kan inhouden.
Ook brengt tariefregulering niet per se meer duidelijkheid met zich mee over wat juridische dienstverlening mag kosten. Uit de vergelijkingen met Duitsland en het Nederlandse notariaat blijkt dat deze vorm van transparantie vooral verbetert voor ‘partijen die veelvuldig met juridische procedures in aanraking komen, zoals de advocaat zelf, grote bedrijven en de overheid. Voor consumenten zorgt tariefregulering in de bestudeerde casestudy’s niet voor een vergroting van de prijstransparantie’.
Geen verband met innovatie en concurrentie
Verder hebben de onderzoekers in de case study’s geen verbanden gevonden tussen tariefregulering en een verbetering van verzekerbaarheid. De opinie in Duitsland is weliswaar dat de verzekerbaarheid groot is, maar dit wil nog niet zeggen dat de invoering van tariefregulering in Nederland hetzelfde effect zal hebben.
Tot slot is het de vraag of regulering inderdaad meer innovatie en concurrentie in de branche teweeg zal brengen, zoals het ministerie verwacht. In het geval van lagere tarieven en daarmee lagere winstmarges zouden advocaten andere verdienmodellen moeten ontwikkelen, maar uit de casestudy Duitsland blijkt in ieder geval niet dat tariefregulering tot meer innovatie en concurrentie heef geleid.
Al met al is het volgens de onderzoekers mogelijk dat er ook zonder tariefregulering een systeem kan ontstaan met minimumtarieven, waarvan het Zweedse model een voorbeeld is. Hier zijn de tarieven in de gesubsidieerde rechtsbijstand namelijk maatgevend voor de vergoeding van juridische bijstand. Tariefregulering brengt hoe dan ook geen concrete voordelen, stelt Pro Facto: ‘De belangrijkste conclusie die uit de vergelijking kan worden getrokken, is dat in geen van de bestudeerde stelsels de belangrijkste problemen – namelijk het niet transparant zijn van prijs en kwaliteit – wordt opgelost.’
Omdat de commissie Wolfsen momenteel bezig is met een onderzoek naar het gefinancierde rechtsbijstandstelsel, acht huidig staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Dijkhoff het momenteel ‘niet opportuun een nadere standpuntbepaling in te nemen’ naar aanleiding van dit onderzoek.