Persoonsgegevens van slachtoffers hoeven niet in een strafdossier vermeld te worden, tenzij ze juridisch relevant zijn. Dat is een conclusie in het onlangs gepubliceerde onderzoek van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR).
Het NSCR deed het onderzoek naar gebruik van persoonsgegevens van slachtoffers in strafdossiers in opdracht van de Raad voor de rechtspraak. Het onderzoek werd gefinancierd door het ministerie van Justitie en Veiligheid. De onderzoekers onderzochten welke persoonsgegevens in de dossiers voorkomen, waar precies in het dossier deze persoonsgegevens staan en of deze persoonsgegevens altijd strafvorderlijk relevant zijn. De conclusie? Naast de strafvorderlijke, juridisch-inhoudelijke relevante gegevens worden ook persoonsgegevens van slachtoffers genoteerd die niet relevant zijn voor de zaak.
Makkelijk te identificeren
Met de gegevens die momenteel in de dossiers staan, kan iemand makkelijk een slachtoffer identificeren. Zo worden momenteel naam, geboortedatum, adres, telefoonnummer, e-mailadres en zelfs het burgerservicenummer automatisch in het dossier opgenomen.
De gegevens worden gebruikt om een slachtoffer tijdens het strafproces te bereiken. Rechters waren het er unaniem mee eens dat deze gegevens niet nodig zijn om een beslissing over zaken te nemen. Een deel van de rechters die meewerkten aan het onderzoek vindt dat de irrelevante gegevens uit het dossier gelaten moeten worden. Gegevens die nodig zijn om slachtoffers te contacteren zouden ergens anders opgeslagen kunnen worden.
Een gedeelte van de rechters verwacht echter ook dat een wijziging van beleid weinig verschil zal maken, en dat dit vooral voor extra werk zal zorgen. Zij geven aan dat er immers al mogelijkheden ter bescherming van slachtoffers zijn. De vraag is of slachtoffers altijd op de hoogte zijn van deze mogelijkheden.
Structureel weglaten
In het onderzoek staan enkele aanbevelingen. Het burgerservicenummer zou bijvoorbeeld nooit strafvorderlijk relevant zijn, en kan dus best structureel weggelaten worden uit de dossiers. Ook wordt aangeraden het gestandaardiseerde invulveld voor persoonsgegevens in processen-verbaal te verwijderen, en om altijd aan slachtoffers te vragen of zij akkoord zijn met het noemen van hun voor- én achternaam tijdens de zitting. Tot slot zou het een optie zijn om juridisch inhoudelijk relevante persoonsgegevens abstracter weer te geven in de dossiers.