Een directeur van een advocatenkantoor vraagt in 2020 twee keer NOW-loonsteun aan voor zijn dochter, die sinds 2008 ‘fictief’ in dienst is. Zijn strijd tegen de afwijzingen van deze loonsteun strandt bij de Centrale Raad van Beroep: de dochter is geen werknemer volgens de socialezekerheidswetten.
Na de oplegging van de diverse coronamaatregelen doet de kantoordirecteur op twee momenten in 2020 een beroep op loonsteun via de NOW-regeling, in april en augustus. Deze tegemoetkoming in de loonkosten zou bedoeld zijn voor zijn dochter, sinds 2008 werkzaam voor zijn kantoor middels een zogenoemde fictieve dienstbetrekking. Beide aanvragen worden echter afgewezen; de kantoordirecteur bleek in de peilmaanden voor de aanvragen helemaal geen loonkosten te hebben gemaakt voor zijn dochter.
Toch dient hij bezwaren in tegen de afwijzingen – die worden afgewezen – om vervolgens naar de rechter te stappen. De Rechtbank Noord-Holland is op 2 april 2021 echter duidelijk: de dochter van appellant is in haar hoedanigheid van familie van de DGA niet aan te merken als werknemer zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van de NOW. Over haar loon worden bovendien geen premies afgedragen voor werknemersverzekeringen; volgens het loonaangifteformulier is zij niet eens verzekerd.
‘Het loon voor de werknemersverzekeringen bedraagt volgens de loonaangifte ook € 0,-,’ constateerde de rechtbank. ‘Dat de dochter niet is aan te merken als werknemer als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de NOW heeft tot gevolg dat appellant geen recht heeft op een tegemoetkoming op grond van de NOW. De omstandigheid dat sprake zou zijn van een fictieve dienstbetrekking doet hieraan niet af. […] Dat appellant loonbelasting betaalt over de loonkosten van de dochter is voor de definitie van werknemer in de NOW niet van belang.’
Verder is de NOW in de eerste plaats bedoeld om werkgelegenheid te behouden. In verband daarmee is ervoor gekozen de loonsteun te verbinden aan de voorwaarde van verplicht verzekerde werknemers, onderstreepte de rechtbank. ‘Het Uwv heeft dan ook terecht geweigerd appellant een tegemoetkoming te verstrekken, nu er geen sprake is van een werknemer als bedoeld in de NOW.’
‘Fictief dienstverband niet relevant’
In hoger beroep onderschrijft de Centrale Raad van Beroep deze conclusies van de rechtbank volledig, zo blijkt uit een dinsdag gepubliceerde uitspraak van half januari. Het feit dat de loonadministratie van het advocatenkantoor voldoet aan de NOW-eisen en er sprake is van een fictief dienstverband, is niet relevant, aldus de raad: ‘Het gaat om werknemers in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.’
Ook de Centrale Raad van Beroep ziet dat de dochter niet verzekerd is voor sociale verzekeringen, het opgegeven loon op nul euro staat en er geen premies zijn afgedragen. ‘Terecht is vastgesteld dat dit betekent dat de dochter van appellant geen werknemer is in de zin van de socialezekerheidswetten en er geen sprake is van gemaakte loonkosten in de zin van de NOW,’ aldus de uitspraak.
Van een ‘te beperkte uitleg van de NOW’, zoals de kantoordirecteur nog stelde, is volgens de raad geen sprake. ‘Ook uit de toelichting bij de NOW volgt dat de regeling uitdrukkelijk is bedoeld om alleen de loonsom van werknemers met sociaalverzekeringsloon in aanmerking te laten komen voor de subsidie.’