Een opvallende passage in de nieuwe begroting van Justitie en Veiligheid, onder het kopje sociale advocatuur: ‘Het kabinet zet in op een grotere (financiële) tegenprestatie van commerciële advocatenkantoren.’ Dat zien zowel de NOvA als enkele grote kantoren niet zitten. ‘De toegang tot het recht is een kerntaak van de overheid.’
De Rijksbegroting van het ministerie van Justitie en Veiligheid werd zoals gebruikelijk afgelopen Prinsjesdag gepubliceerd. Het kabinet steekt extra geld in de sociale advocatuur: 154 miljoen euro in 2022, om dit bedrag daarna echter af te bouwen tot 64 miljoen euro extra in 2025. Meer geld zou in de ogen van het kabinet vanuit de commerciële advocatuur moeten komen.
Uit de toelichting op de begroting: ‘Zoals het voor sociale advocatenkantoren goed is dat zij zich niet volledig afhankelijk maken van overheidssubsidies, mag van de commerciële advocatuur ook best een maatschappelijke tegenprestatie worden verwacht. Deze maatregelen moeten ertoe leiden dat met ingang van 2025 nog een structureel bedrag van 64 miljoen euro per jaar benodigd is.’
Hoewel er nog geen uitgewerkt kabinetsplan ligt voor deze ‘tegenprestatie’, zien zowel de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) als enkele van ’s lands grootste en succesvolle advocatenkantoren dit idee totaal niet zitten, om verschillende redenen. De grondwet schrijft immers voor dat de waarborging en financiering van de toegang tot het recht en een goed werkend stelsel van gefinancierde rechtsbijstand een overheidstaak is, aldus de NOvA.
Daarbij vindt de NOvA het onwenselijk om kantoren zonder toevoegingspraktijk te verplichten om zaken op toevoegingsbasis te doen, aldus een ander, eerder geopperd plan van minister Dekker voor Rechtsbescherming. ‘Het verlenen van rechtsbijstand aan on- en minvermogenden is een specialisme van sociaal advocaten.’ Wel neemt de advocatenorde een toenemende betrokkenheid waar van commerciële kantoren bij de sociale advocatuur. Intussen worden meer van zulke samenwerkingen gestimuleerd; hier speelt ook voormalig algemeen deken Walter Hendriksen een rol in als kwartiermaker.
‘Betalende cliënten laten betalen voor niet-betalende cliënten’
Het kantoor waar Hendriksen werkt, Van Doorne, is een van de grote advocatenkantoren die desgevraagd laat weten geen heil te zien in een ‘financiële tegenprestatie’ voor de sociale advocatuur. “Wij ondersteunen een verdere samenwerking tussen de sociale en de commerciële advocatuur van harte, maar de overheid is verplicht om ervoor te zorgen dat mensen die geen rechtshulp kunnen betalen die wel krijgen,” reageert managing partner Saskia Laseur. “Dat lijkt de minister te miskennen, net zoals hij overigens lijkt te miskennen dat het verschoningsrecht en het procesmonopolie bedoeld zijn om rechtzoekenden te beschermen en geen ‘privileges’ van de beroepsgroep zijn. Het gaat hier om rechtsstatelijke waarborgen voor een eerlijke toegang tot het recht. Niet meer en niet minder.”
Volgens Laseur komt het vragen van een financiële bijdrage aan de commerciële advocatuur voor de sociale advocatuur eigenlijk neer op ‘betalende cliënten laten betalen voor niet-betalende cliënten’. “Als ik notariële termen mag gebruiken: dan gaan we terug naar decennia geleden waarin de cliënten die notariële diensten afnamen op het gebied van ondernemingsrecht en onroerend goed meer betaalden, zodat de tarieven op het gebied van het personen-, familie- en erfrecht laag konden blijven. Daar is terecht en bewust een einde aan gemaakt.”
Andere managing partners die namens hun kantoor reageren, zijn eensgezind: de toegang tot het recht voor onvermogenden is een kerntaak van de overheid. “Die taak is verankerd in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens,” onderstreept Marnix Leijten, managing partner van De Brauw Blackstone Westbroek. “Daar kan en mag niet aan getornd worden. Desondanks is meermaals gebleken dat de toegang tot recht voor burgers onder grote druk is komen te staan. De Tweede Kamer heeft de regering in april opdracht gegeven om de nodige middelen structureel vrij te maken. Die structurele stap wordt zo niet gezet.”
Leijten stelt dat de De Brauw wel open staat voor een toenemende maatschappelijke rol van commerciële advocatenkantoren. “We ondernemen zelf initiatieven om die rol te vergroten. Wij gaan daarover graag het gesprek aan, ook met de minister. Maar van de koppeling van zo’n gesprek met de basisfinanciering van de rechtsstaat, die al veel te lang is uitgehold, daar kan geen sprake van zijn.”
Waar heeft de sociale advocatuur behoefte aan?
Willem Hoorneman, managing partner bij CMS Nederland, ziet eveneens meer in andere manieren om de sociale advocatuur de helpende hand te bieden. “Het genoemde bedrag van 154 miljoen euro wordt in de jaren erna weer afgebouwd,” constateert hij. “De aanhoudende druk op de sociale advocatuur, en daarmee op de rechtspositie en rechtsbescherming van burgers, blijft dus. Wij bevinden ons in een bevoorrechte positie en voelen daardoor zeker de morele plicht om onze beroepsgroepsgenoten te helpen.”
CMS bekijkt nog op welke manieren dit het beste kan, zegt Hoorneman, en wil daarbij vooral kijken naar waar de sociale advocatuur nu echt behoefte aan heeft. “Na een proefperiode evalueren we of we een samenwerking aangaan met een Amsterdams sociaal advocatenkantoor om hen ondersteuning te bieden door advocaat-stagiaires af te vaardigen. We vinden het belangrijk en een verrijking dat onze jonge advocaten gedurende hun opleiding kennismaken met de sociale advocatuur, zodat ze het advocatenambacht in de volle breedte ervaren en hulp kunnen bieden aan die sociale advocatuur. Daarnaast onderzoeken we hoe we bijvoorbeeld onze opleidingsfaciliteiten en informatiebronnen beschikbaar kunnen stellen.”
Wendy de Ruiter-Lörx, sinds april managing partner van Lexence, is een soortgelijke mening toegedaan. “Het in stand houden van een toegankelijk stelsel van gefinancierde rechtsbijstand moet primair bij de overheid liggen,” stelt ze. “Wel voelen we ons betrokken bij de uitdagingen waar de sociale advocatuur voor staat. We ondernemen momenteel enkele initiatieven om de sociale advocatuur te ondersteunen in haar werk.”
Zo is Lexence een van de dertien grote kantoren die betrokken is bij het in 2020 opgerichte steunfonds voor de sociale advocatuur, uitgevoerd door de Praktizijns-Sociëteit. De Brauw en Van Doorne doen hier eveneens aan mee. “De eerste projecten zijn opgestart en er zullen er meer volgen, waarbij we het werk van de sociale advocatuur ondersteunen op het gebied van kennisontwikkeling,” aldus De Ruiter-Lörx.