Een notaris uit het ressort Arnhem-Leeuwarden is uit het ambt ontzet vanwege belangenverstrengeling bij de afwikkeling van een nalatenschap. Dit blijkt uit een beslissing van de Kamer voor het Notariaat van 18 oktober. In de rol van stichtingsbestuurder verrijkte de notaris zichzelf met in totaal ruim 2,2 miljoen euro uit de opbrengsten van een verkocht landgoed uit de nalatenschap.
De notaris wordt ingeschakeld door de Braziliaanse familieleden van een in oktober 2007 overleden vrouw. Een kennis van de notaris die naast het landgoed van de overleden vrouw woont, bezorgt hem de opdracht. De familieleden vechten het testament aan, waarin zij niet worden genoemd.
De nalatenschap van de in België wonende vrouw omvat onder meer landgoederen en natuurgebieden, waaronder het Nederlandse landgoed. De notaris verricht onder meer een erfgenamenonderzoek en helpt de Belgische advocaten van de familie. Bij dit onderzoek kwamen nog meer onterfde familieleden bovendrijven, die de notaris vervolgens ook vertegenwoordigt.
Voor het beheer van de landgoederen worden stichtingen opgericht, waarvan de notaris tot bestuurder wordt benoemd. Voor een van de stichtingen maakt de notaris een ‘akte houdende uitgifte certificaten’ op. Zowel de notaris als de bekende die hem aan de zaak had geholpen worden certificaathouder, en zo ieder voor de helft gerechtigde in het vermogen van de stichting, oftewel het landgoed.
Als de onterfde Braziliaanse familieleden zich op gegeven moment terugtrekken uit de nalatenschap, verkoopt de notaris het landgoed van 2009 tot begin 2011 in afzonderlijke percelen. De opbrengsten draagt hij deels af aan de stichting, maar ook aan zichzelf en de tweede certificaathouder. Hierdoor kan de notaris uiteindelijk ruim 2,2 miljoen euro aan zichzelf uitkeren.
Met deze vorm van belangenverstrengeling heeft de notaris zijn onafhankelijkheid en onpartijdigheid aan de laars gelapt, aldus de klacht van de notariële toezichthouder, het Bureau Financieel Toezicht (BFT), dat de zaak in 2015 op het spoor kwam na een tip van de Belastingdienst en een onderzoek startte. Intussen was zijn rol in de erfkwestie onduidelijk, aldus het BFT, van partijnotaris voor de onterfde Braziliaanse familieleden en stichtingsbestuurder tot een privépersoon die profiteert van de verkoop van het landgoed.
De notaris werpt bij de Kamer voor het Notariaat nog tegen dat het BFT geen onderscheid maakt ‘tussen de diverse stadia van de betrokkenheid van de notaris’. De tuchtrechter concludeert op dit punt inderdaad dat zijn verschillende rollen voor de cliënten duidelijk moeten zijn geweest en verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
De belangenverstrengeling is echter overduidelijk: door te participeren in het vermogen van de stichting heeft de notaris ‘zichzelf in de positie gebracht waarin eigen financiële belangen ontstonden bij zijn werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster’, aldus de Kamer voor het Notariaat. ‘Belangen die hij bovendien heeft behartigd. […] ‘Er kon geen sprake meer zijn van dienstverlening zonder eigen belang. Hierdoor konden zijn cliënten benadeeld worden.’
Volgens de kamer ziet de notaris de ernst van zijn handelen niet in. Zodoende toont hij ‘onvoldoende besef van de hoge eisen die de maatschappij aan het notariaat stelt. Daarom acht de kamer het niet langer verantwoord dat de notaris zijn ambt voortzet’.