De eind 2016 uit het ambt ontzette Amsterdamse notaris Blom koestert duidelijk wrok. De Kamer voor het Notariaat Amsterdam boog zich onlangs over een handvol klachten tegen drie waarnemers van zijn protocol. Enkele verwijten: zelfverrijking door samenzwering met de KNB en het BFT, en verduistering.
Notaris Alexander Blom werd begin februari 2016 voor onbepaalde tijd geschorst na klachten over gesjoemel met de derdengeldenrekeningen van zijn notariskantoor. Begin mei ging zijn kantoor failliet. Eind december dat jaar ontzette de Amsterdamse notariële tuchtrechter hem uit het ambt na onderzoek door het Bureau Financieel Toezicht (BFT), onder meer vanwege doorstortingen vanaf de derdengeldenrekening naar privérekeningen en een negatieve bewaringspositie van – naar nu blijkt – bijna 670.000 euro. Dat laatste is een doodzonde voor een notaris. Ook waren jarenlang de kantoorfinanciën niet op orde; de boekhouding was een chaos.
Bij zijn schorsing werd er in eerste instantie een kandidaat-notaris benoemd als zware waarnemer van het protocol, tot en met half augustus 2016. Een kandidaat-notaris werkzaam bij het kantoor passeerde enkele maanden akten als sub-waarnemer. Vanaf 13 augustus 2016 werd een andere notaris als zware waarnemer benoemd in het protocol, op kosten van het kantoor.
Ruim vier jaar verder is het faillissement van het notariskantoor nog niet afgewikkeld. Om onduidelijk gebleven redenen besluit Blom om eind 2020 tuchtklachten in te dienen tegen de drie (kandidaat-)notarissen die als waarnemer hebben gefungeerd. Hij verwijt hen ‘onzorgvuldig handelen’, en wel omdat zij tijdens hun waarneming steeds nauw hebben overlegd met het BFT en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). Op die manier zouden ze zichzelf hebben verrijkt.
De boekhouder krijgt de schuld
Bovendien is Blom op onterechte gronden uit het ambt ontzet, vindt hij. Hij gaat in zijn redenering op de samenzweringstoer: er was geen sprake van waarneming door de drie notarissen, maar van een liquidatie van zijn kantoor, in samenspanning met het BFT en de KNB. Ook blijft hij erbij dat niet hij, maar zijn boekhouder geldbedragen van de derdengeldenrekening heeft doorgestort naar een privérekening. Dit verhaal vertelde hij al in 2016 bij de rechtbank Amsterdam, toen deze boekhouder een kort geding tegen Blom had aangespannen.
De drie (kandidaat-)notarissen weten eigenlijk niet goed wat ze met deze klachten moeten, aldus hun verweer. Wel geven ze aan dat het met de boekhouding en financiële positie van het kantoor nog ernstiger was gesteld dan verwacht, zo bleek uit een door hen gelast onderzoek door het Bureau Notariaat & Advocatuur (BNA). In veel dossiers en boedels was extra onderzoek nodig; de waarnemers moesten onder meer erfgenamen opnieuw benaderen en bankgegevens opvragen nadat was gebleken dat er te weinig geld aan erfgenamen was uitgekeerd. De tekorten uit de boedels bedroegen enkele tonnen, aldus de waarnemers, wiens werkzaamheden nog altijd niet geheel vergoed zijn door Blom.
De tuchtrechter merkt in een uitspraak van 7 september op hoe de Kamer voor het Notariaat eerder al voorbij is gegaan aan de uitvluchten van Blom, en verklaart al zijn klachten tegen de waarnemers ongegrond. Ook de vaag geformuleerde klachten over ‘weigering van diensten’ en ‘het verstrekken van desinformatie’ door de waarnemers, en iets over ‘een interne notitie van een waarnemer’ waarin zou staan dat Blom geen beroepsfouten heeft gemaakt.
Ook denkt Blom dat de waarnemers omzet van het kantoor hebben verduisterd, verkregen uit het passeren van akten in de dagen na zijn schorsing. Elke onderbouwing hiervoor ontbreekt, zodat de tuchtrechter ook hier niet anders kan dan de klacht ongegrond verklaren. De conclusie ‘Klager heeft niet duidelijk omschreven wat hij de notarissen precies verwijt, noch heeft hij feiten of omstandigheden gesteld ter onderbouwing van zijn klacht.’